Voor alle duidelijkheid
9 maart 2018 - Onder de dubbele streep vindt u een van de teksten die ik heb gepubliceerd in de periode 1999-2000, op een niet meer bestaande website. De bedoeling was dat de teksten de aanzet zouden vormen tot de oprichting van een politieke partij met de naam ‘Constructief Nederland’. Dit initiatief faalde, maar ik heb er veel van geleerd. In de jaren erna ben ik meer te weten gekomen over politiek, de media en de godsdiensten. Daardoor ben ik over een aantal onderwerpen van mening veranderd. Ik denk nu dus anders over een aantal belangrijke zaken dan in de tijd waarin ik het onderstaande schreef. Hebt u interesse in mijn tegenwoordige standpunten? Leest u dan s.v.p. ‘Britain faces the threat of Anglocide’ en de andere teksten op ibcpp.org.uk. Ik heb helaas geen Nederlandse vertalingen voor u.

============================================================


Eerste publicatie: 9 juni 1999. Laatste wijziging: 11 augustus 2000.

Een pamflet op internet
Bedankt voor uw belangstelling. In grote lijnen bestaat dit pamflet uit een omschrijving van enkele bedreigingen van onze samenleving, een analyse van de oorzaak, een oproep om een nieuwe politieke partij te beginnen en enkele ideeën voor een partijprogramma. Voor de kernpunten zie de welkomstpagina, cn Voor een uittreksel van 9 blz. zie cn-samenva Het lezen van de onderstaande tekst (ca. 40 blz.) duurt 1,5 à 2 uur. Het pamflet komt het meest tot zijn recht als u het zonder onderbreking leest. N.B.: Als u nu op uw werk bent, druk de tekst dan niet af buiten het medeweten van uw werkgever. Bijsluiter: wie rode vlekken krijgt van ‘moralisme’ en/of ‘politieke incorrectheid’, wordt het lezen van deze tekst dringend afgeraden.

Nederland gaat zo nog naar de verdommenis. Tenzij…

Hoe verschillend wij Nederlanders ook zijn, voor de meesten van ons geldt wel dat we iets goeds van ons leven proberen te maken. In onze jeugd dollen we misschien heel wat af, maar daarnaast leren we ook een ambacht of voltooien we een studie. Op ’n goed moment gaan we werken, en vinden we in de maatschappij de plek die het beste bij ons past – of we nu brandweerman, groenteboer, TV-producent of werkvoorbereider worden.
      De meesten van ons lopen vroeg of laat ook tegen een man of vrouw aan die iets toevoegt aan ons leven dat er eerst nog niet was – en begrijpelijkerwijs willen we dat die ander voor altijd in ons leven blijft. We trouwen of gaan samenwonen. We kopen of huren een huis dat ons aanstaat en dat ook nog een beetje betaalbaar is. Als er kinderen komen, willen we dat die kinderen het op z’n minst even goed hebben als wijzelf. Met vallen en opstaan voeden we ze op, het is vaak net alsof je dat al doende moet leren, je kunt er nergens een diploma voor krijgen.
      Maar naar eer en geweten doen we ons best voor die opvoeding, omdat we dankzij onze levenservaring inmiddels weten dat een verkeerde opvoeding, verkeerde keuzes, een verkeerde levensstijl, verkeerde vrienden, een heel slechte invloed kunnen hebben op een mensenleven. En voor dat lot willen we onze kinderen natuurlijk graag behoeden.
      Werk en gezin slokken veel van onze tijd op. Toch vinden velen van ons daarnaast ook nog de tijd voor hobby’s, voor vrijwilligerswerk, voor idealen. Het geeft per slot van rekening zoveel voldoening om uit het leven te halen wat erin zit. Dan worden we ouder en gaat het ons opvallen dat een goede gezondheid, vroeger iets waar je niet eens over nadacht, helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Maar in deze levensfase hoeven we gelukkig niet alleen te tobben. We hoeven niet meer zo hard te rennen als de jongeren om ons heen, en zijn eigenlijk vaker bezig met omkijken dan met vooruitkijken. We zien onze kinderen en kleinkinderen vallen en weer opstaan, terwijl ze bezig zijn hun leven op te bouwen, misschien wel op een heel andere manier dan wijzelf deden, maar tegelijkertijd denken we ‘ach, als ze maar gelukkig zijn’.
      En op ons eigen leven terugkijkend, zien we hoogte- en dieptepunten. Misschien zien we dan een leven dat niet alles heeft gebracht wat we wilden of waarop we hoopten, maar we hebben in ieder geval ons best gedaan. We hebben, zoals gezegd, iets goeds van dat leven willen maken.

En toch gaat het slecht met Nederland.

Natuurlijk, in economische zin is er voorspoed. Maar sinds wanneer maakt geld gelukkig?

Nederland is een land waar bioscoop, televisie en videotheken een ongelofelijke hoeveelheid pulp, geweld en verregaande smakeloosheden over de mensen uitstorten.
      Het uiteindelijke effect daarvan op de geestelijke volksgezondheid, om het zo even te noemen, moet niet worden onderschat. De combinatie van beeld en geluid maken film en televisie tot de meest indringende media die er zijn.
      De televisie is de voornaamste verspreider van de steeds grovere prikkels die de Nederlander krijgt toegediend. Een voorbeeld is de SBS6-serie ‘Westenwind’. Om die serie bij de TV-kijker aan te kondigen werden dagen achtereen voorstukjes vertoond. In één fragment zag je hoe iemand een dode hond van een havenkade afschopte, in een ander fragment zag je hoe iemand dreigde een baby uit een raam te laten vallen, terwijl de moeder stond te gillen.
      Is dat werkelijk het vermaak dat wij Nederlanders graag willen?
      Deze situatie is geen stilstaand gegeven, maar een fase in een neerwaartse beweging. Het vermaak wordt steeds grover, steeds obscener. Dertig jaar geleden zaten we op het puntje van onze stoel voor 'Bonanza' en 'Floris'. Nu hangen we verveeld onderuit voor films waarin mensen elkaar lachend in de rug schieten, waarin vrienden elkaar verraden, echtparen elkaar met hun beste vrienden bedriegen en kinderen tegen alles en iedereen een grote bek opzetten. Dertig jaar geleden toonde de televisie voor het eerst een blote vrouwenborst en Nederland was in rep en roer. Nu zenden veel TV-kanalen avond aan avond obsceniteiten uit en kondigt ook een omroepblad van katholieke komaf programma's aan over het 'werk' van een porno'ster'.
      De Nederlandse TV heeft al eens op de vroege avond de praktijk van het fistfucken getoond. Een Nederlands museum heeft het land al eens volgehangen met fotoposters van plassex. Dat heeft niets meer te maken met ‘vrijheid van meningsuiting’. Of met ‘het verkennen van artistieke grenzen’. Of met ‘de onvermijdelijke confrontatie met het benepen burgermansfatsoen’. Of aanverwant geklep.
      Dit is psychisch vandalisme, meer niet.
      In dit land houdt een klein aantal lieden zich al jaren bezig met het morbide wedstrijdje: ‘Wie durft het verst te gaan?’ En van de overheid krijgen ze vrij spel. Maar hoe kan men toch van een jeugd, die geen enkel respect voor de menselijke waardigheid wordt bijgebracht, verwachten dat ze respect opbrengt voor het glas van een bushalte? Of voor grafzerken? Of voor het leven van een aanhanger van de andere voetbalclub?

Nederland, dat toch heel lang een land is geweest waar de mensen op het belang van soberheid en matigheid werd gewezen, is nu een plek waar alles lijkt te draaien om geld en materiële bezittingen.
      Denk aan de producenten van stereo’s, camcorders en auto’s die in een steeds hoger tempo nieuwe productlijnen op de markt gooien in de wetenschap dat veel mensen graag het nieuwste van het nieuwste willen. Denk aan de commercie, die al in september Sinterklaasartikelen in de winkels legt en die ’s zondags de winkels open wil hebben. Denk aan voetbalclubs die naar de beurs gaan. Denk ook aan de politiek. Het gaat goed met Nederland, horen we al jaren, omdat de minister van financiën zo tevreden is.
      Iedereen wil geld van iedereen. Weinig mensen zijn daar helemaal vrij van, ook de schrijver van dit pamflet niet. En u? Doet u bewust of onbewust ook mee aan de gekte rond bijvoorbeeld merkkleding? Het huis met de idioot hoge hypotheek? De drie vakanties per jaar? De luidsprekers van anderhalf meter hoog? De siervelgen voor de auto?
      Maar wat geeft het, zult u zeggen. Dan is mijn wedervraag: hoe moeten al die inkopen worden bekostigd? Dat gaat in veel gezinnen alleen als zowel de man als de vrouw werken – zodat de kinderen moeten inleveren op aandacht en liefde van hun ouders. Of er moet hard worden overgewerkt waardoor de mensen zichzelf opbranden. Of men gaat schulden aan, een toenemend aantal Nederlandse huishoudens brengt zichzelf in de problemen door een te grote schuldenlast. Het wordt je ook enorm makkelijk gemaakt, ook u vindt bij uw afschriften om de haverklap foldertjes die het geldlenen aanprijzen. De tegenwoordige geldzucht werpt zelfs een lugubere schaduw op het euthanasiedebat.
      Ik heb het idee dat het najagen van materieel bezit ons zeker niet gelukkiger maakt. In feite leidt het af van de werkelijk belangrijke dingen in het leven – de gezondheid, de liefdesrelatie, het contact met kinderen, familie, vrienden en de buren, een goede afwisseling van werken en rusten, lachen met oud-collega’s.
      Niet alleen in Nederland maar over de hele wereld lijkt het kapitalisme te zijn ontaard in een steeds sneller wervelende, steeds groter wordende draaikolk die arbeid, energie en grondstoffen vermaalt. En dat allemaal voor het gewin van een steeds kleiner aantal, want driftig met elkaar fuserende megaconcerns, die doen wat hen goeddunkt, buiten elke democratische controle om.

Even een slok koffie.

Nederland is een land dat veel te lijden heeft van misdaad. Geruchtmakende moordzaken volgen elkaar in hoog tempo op. Veel moorden worden in de berichtgeving afgedaan als 'afrekeningen in het criminele cicuit', alsof die minder erg zijn. De ervaringen die we nu zo’n beetje allemáál wel hebben, met geweldsmisdrijven, inbraken, bedrijfsdiefstallen, zakkenrollerij, vandalisme en ga zo maar door, worden ook ondersteund door internationale statistieken. Nederland behoort met zijn misdaadcijfers tot de trieste top-tien van de wereld.
      Daar komt bij dat de daders steeds jonger worden en dat de aard van de gepleegde misdaden verhardt. Ook in andere opzichten zien we een neerwaartse beweging. De pakkans, ooit 90%, is in de afgelopen decennia gedaald naar een griezelig lage 14%. Anders gezegd, slechts één op de zeven misdaden wordt opgelost en dat is nog maar een gemiddelde. Kenners schatten dat de politie slechts éénduizendste van de illegale vuurwapenhandel boven water krijgt.
      De misdaad begint werkelijk ontoelaatbare diepe sporen op deze samenleving na te laten. Onze politie, die toch helemaal is vormgegeven naar het ‘overlegmodel’, zag zich in Rotterdam voor het eerst gedwongen om met scherp te schieten op relschoppers. Veel mensen durven ’s avonds de deur niet meer open te doen. Pubers voelen zich genoodzaakt om gewapend naar de school en de disco te gaan. (Het zijn zinnen die je niet wilt geloven terwijl je ze opschrijft.) We moeten de laatste tijd zelfs meemaken dat de politie bang is. Het begon met de rellen in de Groningse Oosterparkbuurt, eind 1997. Pas na uren straatterreur durfde de politie te voorschijn te komen.
      Kijk ook naar het drugs-probleem. Vijfendertig jaar geleden was er nog maar een enkele ‘artistieke’ Amsterdammer mee bezig. Nu heeft al ruim de helft van de jongeren weleens hasj of marihuana gebruikt. Ik zette eens de autoradio aan voor het nieuws. Met opgewekte stem meldde de nieuwslezer dat Nederland drugsland nr. 1 in Europa is, en wel in alle soorten verdovende middelen.

Nederland is een land waarvan het bestuurlijke systeem een ernstige crisis doormaakt, en daar bedoel ik niet zozeer de Nacht van Wiegel mee:
1. Grote voorzienbare problemen worden als hete kolen vooruitgeschoven.
2. Grote ònvoorziene problemen worden bijna paniekerig opgelost. Soms heeft het er de schijn van alsof onze landsbestuurders steeds slechter problemen kunnen zien aankomen.
3. Het Binnenhof heeft verder de eigenaardigste denkbeelden over de eisen die je aan een nieuwe minister moet stellen. Vakinhoudelijke kennis lijkt eerder een hindernis dan een pré te zijn.
4. De grootste gebeurtenissen ziet de Tweede Kamer gewoon over het hoofd.
5. We hebben ook een rijksoverheid die er werkelijk geen idee van heeft waar en hoe ze met de bevolking in dialoog moet gaan, als ze dat al zouden willen. Daar zijn ze veel te introvert voor.
6. Behalve in verkiezingstijd.

De oorlog tegen Servië heeft de illustraties bij mijn voorgaande beweringen geleverd.

      1. Den Haag kon al jaren zien aankomen dat Washington en Londen de NAVO willen omsmeden naar een soort jongensclub die op basis van onaangename CNN-beelden kruisraketten lanceert. Onze regering laat deze gevaarlijke ontwikkeling volkomen passief over zich heen komen.
      2. Milosevic deed het tegenovergestelde van wat de NAVO verwachtte, maar noch ons ministerie van defensie, noch de andere betrokken hoofdsteden bleken te beschikken over een worst case scenario. Ik heb nog nooit een stap over de drempel van de Koninklijke Militaire Academie gezet, maar ik stel me zo voor dat de noodzaak van verschillende scenario’s reeds in het eerste jaar wordt onderwezen.
      3. Defensieminister De Grave kon zich bij zijn aantreden in 1998 niet beroemen op een militaire loopbaan, maar, zo verklaarde hij zelfbewust aan de interviewers, naaste familieleden wel, zodat hij er ‘toch wel iets van had meegekregen’.
      Maar tot dat ‘iets’ behoorde dan toch niet de Engelse waarschuwing uit oorlogstijd ‘careless talk costs lives’, want midden in een live-TV-uitzending praatte deze vakminister zijn mond voorbij, en verklapte hij het neerhalen van een NAVO-vliegtuig, zonder te weten of de piloot al in veiligheid was. Hij verkondigde ook luidkeels dat ‘we met z’n allen erg naïef waren geweest’, toen Milosevic zich niet aan het voor hem bedachte scenario bleek te houden. De minister heeft verder in de Tweede Kamer verklaard ‘dat we een weg zijn ingeslagen waarvan we niet weten waarheen die leidt’.
      Begrijpt de man nu werkelijk niet dat openhartige bekentenissen over naïeviteit en kortzichtigheid de tegenstander alleen maar bemoedigen? De dagen dat zijn partij en het leger elkaar begrepen lijken lang geleden.
      4. Onze wakkere volksvertegenwoordigers kwamen op de avond van 24 maart niet in ’s lands vergaderzaal bijeen; deelname aan een oorlog is daar kennelijk niet ernstig genoeg voor.
      5. Minister-president Kok verscheen die avond niet op TV om het kijkerspubliek over de toestand te informeren.
      6. In verkiezingstijd was hij wel een keer present in RTL’s 5-Uur-Show, dat moeten we hem nageven.

Soms laat de crisis van land en bestuur zich horen in uitspraken van vooraanstaande politici. In 1993 verklaart minister-president Lubbers dat Nederland ‘ziek’ is. Ik heb hem nog niet horen zeggen dat de patiënt inmiddels is genezen. Begin 1999 verzucht premier Kok over het zinloos geweld: ‘Wie er een oplossing voor weet, mag het zeggen’. Wat een armoe. In april 1999 zegt oud-vice-premier Van Mierlo dat het ‘een fictie’ is te menen dat een minister greep kan hebben op zijn ambtenaren. Hier capituleerde dus de Democraat voor de bureaucraat – een zorgwekkend gezicht. In december 1999 zegt minister Peper dat de volksvertegenwoordigers weer door het volk moeten worden gekozen (!).
      De bestuurlijke crisis blijkt ook op het niveau van de lagere overheden. De Zuid-Hollandse commissaris van de Koningin, mevrouw Leemhuis-Stout, bleek tot haar eigen gespeelde verrassing aan het hoofd te staan van een provincie die 1.700.000.000 gulden had uitgeleend. Zelfs voor doorgewinterde beleggers, die voor echte banken werken, heeft beleggen altijd iets onzekers. Maar de gedeputeerde staten van Zuid-Holland verspeelden zonder enige professionele kennis op dit gebied tientallen miljoenen guldens belastinggeld. En het besluit om te gaan 'bankieren' werd indertijd geheim gehouden voor de provinciale-statenleden, die een controlerende taak hebben. Trouwens, wist u dat de Provinciale Staten er ook zijn om de gemeenten te controleren? Maar dat zo'n 40% van de statenleden daarnaast ook gemeenteambtenaar is? Met andere woorden, de controleurs controleren zichzelf. Niet echt een systeem dat tot indrukwekkende staaltjes van een groot zelfreinigend vermogen zal leiden.
      We hebben in 1999 Statenverkiezingen gehad, weet u nog? Noemt u eens vier markante Statenleden. Nee, mij lukt het ook niet, het is een geheel onzichtbare bestuurslaag. En dat in dit TV- en PC-tijdperk…
      En wij, de kiezers? Wij doen onze uiterste best om onze bestuurders op deze crisis te wijzen. We komen namelijk steeds minder opdagen bij verkiezingen.

Er is nog veel meer on-vrolijks over het tegenwoordige Nederland te schrijven, maar ik vind dit eerlijk gezegd al deprimerend genoeg.
      Ik stip ze wel even aan: De laffe bezuinigingen op bejaarden, zieken, weduwen en wezen, groepen Nederlanders dus zònder vlotgebekte lobbyisten in Den Haag en Brussel. De toenemende onbeschoftheid in het verkeer. De toenemende agressie tegen leraren, keuringsartsen, huisartsen, stewardessen, conducteurs, scheidsrechters, baliemedewerkers en GGD-personeel. De onwil om te werken. De toenemende echtscheidingen. De toenemende minachting voor de consument. De toenemende versnippering en ontkrachting van de overheid. De toename van de eisen tot schadevergoeding (hoe begrijpelijk soms ook), als gevolg van de uit Amerika overwaaiende claim-cultuur. Ik noem verder de groeiende minachting voor wetenschappelijke standaarden. De armoedige argumenten tijdens openbare discussies. De architectuur die de eindgebruiker lijkt te negeren, of kunt ú wel van elk modern gebouw meteen de hoofdingang aanwijzen?

Misschien zegt u nu: ‘Natuurlijk, we hebben problemen in Nederland. Maar elk land en elke tijd heeft zijn eigen problemen, dat is op zich niets bijzonders.’
      Ik zou dat graag met u eens willen zijn.
      Natuurlijk geloof ik niet in een perfecte maatschappij - want de mens is niet perfect.
      En over het tegenwoordige Nederland zijn ook heel veel leuke dingen te zeggen, dat geef ik direct toe.
      Toch denk ik dat er reden is voor grote bezorgdheid. De negatieve zaken die ik hiervoor heb opgesomd, hebben namelijk twee belangrijke kenmerken gemeenschappelijk. Ten eerste is elke genoemde misstand onderhevig aan een neerwaartse ontwikkeling. Met andere woorden, het wordt van kwaad tot erger. Dat heb ik hiervoor bij elk voorbeeld willen aantonen. Ten tweede lijken deze misstanden onderling met elkaar verbonden te zijn; ze lijken elkaar in negatieve zin te versterken. Daar wil ik het nu met u over hebben.

Elk mens ziet zichzelf graag als een individu, als een unieke persoonlijkheid die helemaal zelfstandig zijn of haar beslissingen neemt. Mensen zullen niet gauw toegeven dat ze beïnvloedbaar zijn, ik ook niet. We zullen niet snel erkennen dat de gedragingen van anderen ons eigen gedrag beïnvloeden. En toch is dat een feit. De mens is namelijk niet alleen individu, hij of zij is ook een groepsdier.
      U kunt de waarheid van deze stelling aan de hand van enkele eenvoudige voorbeelden vaststellen. Stel, u bent met een groepje collega’s op excursie in het buitenland. De bus stopt bij een restaurant. Het groepje collega’s stapt uit en wandelt naar het gebouw, maar u niet, want u moet nog iets uit uw koffer pakken of zo. Het gevolg is dat u later dan het groepje de eetzaal binnenkomt. Zou u niet met anderen op reis zijn, dan zou u rustig de eetzaal overzien en een plekje kiezen dat u het prettigste lijkt. Maar u bent nu wel met anderen op reis en dat bepaalt uw gedrag. Want het eerste dat u bij binnenkomst in de eetzaal doet, is kijken waar de anderen zitten. U kijkt niet of er nog een plaatsje bij een raam vrij is, of waar de leestafel is, nee, u kijkt waar de anderen zitten. En daar gaat u bij zitten, want u wilt niet buiten de groep vallen.

Ander voorbeeld. Stel, u bent jong en verdient nog geen denderend salaris. Daarom kunt u nog geen hoge eisen aan uw woonomgeving stellen – maar ach, wat geeft het, u en uw vriend(in) zijn heerlijk verliefd op elkaar, wat kan jullie de wereld nou schelen, u weet van uzelf dat u zich overal wel redden kunt. Daarom neemt u toch maar dat eenvoudige woninkje in een beruchte achterstandswijk.
      Elke ochtend fietst u tevreden naar uw werk, elke avond keert u tevreden terug. Niets aan de hand. Totdat u op een dag tot de ontdekking komt dat u aan uw kant van de straat de enige bent die nog werkt. U ontdekt dat niet doordat u die anderen één voor één hebt bespioneerd, welnee, één van hen komt het u doodleuk zelf vertellen. U staat namelijk op een dag uw ketting drie keer om uw fietsframe heen te wikkelen, als deze medestraatbewoner aan komt lopen om een praatje met u te maken. 'Werk jij nog?', zegt-ie verbaasd tijdens dat gesprekje. 'Nou, dan ben je de enige aan deze kant van de straat', lacht hij olijk, terwijl hij terugwandelt naar zijn metallic-paarsgespoten BMW met goudkleurige sportvelgen.
      Maar zo ben ik toch niet opgevoed, denkt u.
      Tien tegen één dat u hard blijft werken, en op een dag hebt u de financiële armslag om naar een betere wijk te verhuizen. Misschien wilt u onbewust wel het risico vermijden dat u door een dergelijke negatieve moraal wordt aangetast. Welk mens kent al zijn drijfveren? Hoe het ook zij, u zoekt een andere woonomgeving op - het gedrag van de groep heeft uw gedrag beïnvloed.
      Maar vergeet niet dat er in de straat die u verlaten hebt, mensen wonen die ooit ook aan het werk waren, die ook zagen hoe anderen de sociale dienst in de maling namen, maar die minder sterk in hun schoenen stonden dan u, en die op een dag kwaad riepen ‘Ik ben gek ook’, om daarna in hetzelfde moeras van langdurige werkloosheid weg te zinken als de rest van de straat.
      Het gedrag van de groep heeft dus ook hun gedrag beïnvloed – in negatieve zin. Een verstandiger, meer betrokken overheidsbeleid had dat misschien kunnen voorkomen.

Waarom sta ik hier nu zo uitvoerig bij stil? Omdat het principe achter deze kleinschalige voorbeelden voor alle gedragingen in ons land geldt. Uit de scheikunde kennen we het begrip ‘kettingreactie’. Ik geloof dat er in een samenleving voortdurend kettingreacties plaatsvinden. Kettingreacties tussen individuele personen en kettingreacties tussen groepen mensen.
      Ik geef toe dat dit nogal abstract klinkt. De volgende voorbeelden maken het hopelijk concreter.
      Is er samenhang tussen een minister van ‘ontwikkelingssamenwerking’ die een kwart eeuw lang miljarden guldens belastinggeld weggooit en een inwoner van Delfzijl die voor het eerst van zijn leven zijn belastingaangifte niet naar waarheid invult? Ik denk van wel.
      Is er samenhang tussen de eindeloze rij videoclips op TMF, waarin met sieraden behangen personen de godganse dag in dure cabriolets rondrijden, en een jongere die besluit om drugs-runner te worden? Ik denk van wel.
      Is er samenhang tussen de omstreden getuigenverklaring van een minister-president onder ede en een lage ambtenaar die een fout onder het tapijt veegt? Ik denk van wel.
      Is er samenhang tussen de bedenkers van het skateboard-merk ‘Serial Killer’, die voor hun publiciteit foto’s gebruiken uit de geweldfilms ‘Scarface’ en ‘Pulp Fiction’, films waarin mensen elkaar als dollemannen vermoorden, en een Rotterdams meisje dat trillend van de zenuwen een mes meeneemt naar school? Ik denk van wel.
      Is er samenhang tussen falende bewindspersonen die op hun stoel vastgelijmd lijken en de toename van het aantal zwevende kiezers en niet-stemmers? Ik weet het wel zeker.
      Is er samenhang tussen het toenemende geweld op straat en het filmfragment dat ik eens, al zappend, op Veronica zag, een man die 'Do it' zei, waarop vier personen een op de grond liggende man in elkaar begonnen te trappen? Ik denk van wel.

Samengevat: ik geloof dat de negatieve ontwikkelingen die Nederland momenteel doormaakt, onderling samenhangen en elkaar versterken. Laten we eerlijk zijn, we zijn ook gauw geneigd om de eigen misstappen te bagatelliseren of te rechtvaardigen door naar ‘ergere’ voorbeelden te wijzen.
      Natuurlijk zijn er nu mensen die het voorgaande lezen en denken ‘hij kan het niet wetenschappelijk bewijzen’. Nee, dat kan ik niet, die pretentie heb ik ook niet. Maar hen zou ik willen uitdagen om dan maar eerst eens het tegenovergestelde wetenschappelijk te bewijzen.

‘Het is nu eenmaal de tijdgeest’, hoor je weleens roepen. Wat een onzin. Nee, er bestaat niet zoiets als een tijdgeest die ongevraagd, buiten onze wil om, als een soort wolkenveld over ons land is komen liggen. Voor de tijdgeest zijn we helemaal zelf verantwoordelijk. Al onze gedragingen en uitlatingen, de manier waarop we met elkaar omgaan, de manier waarop we mèt en óver elkaar praten, alles wat we doen en alles wat we nalaten, dat alles bepaalt het mentale klimaat in ons land.

Ons innerlijk heeft zijn weerslag op onze handelingen. Maar ik geloof dat het omgekeerde ook waar is. Ik denk ook dat onze handelingen ons innerlijk beïnvloeden.
      Elke negatieve actie die we uitvoeren, verlaagt de drempel in onszelf om diezelfde negatieve actie te herhalen. Stel, een vrouw pleegt voor het eerst een winkeldiefstal. Dan trilt ze als een espeblad. Ze weet niet hoe gauw ze de winkel moet uitgaan, en eenmaal op straat valt er een blok van haar schouders. En dan denkt ze op weg naar huis nòg, dat iedereen in de bus het aan haar kan zien. Maar dat is allemaal heel anders na de tiende diefstal, de vijftiende diefstal, de honderdste diefstal. Dan is het al routine. En als ze dan terugdenkt aan haar eerste vergrijp, dan begrijpt ze niet waar ze zich toen zo druk om maakte.
      Elke negatieve actie die we uitvoeren, verlaagt ook de drempel in onszelf om een negatieve actie op een ander terrein uit te voeren. Als je toch al aan het snuiven, vreemdgaan, zuipen en gokken bent, dan kun je net zo goed ook doorrijden na een ongeluk. Dat kan er dan ook nog wel bij.
      Verder geloof ik dat elke negatieve actie die we uitvoeren, de drempel in de ander kan verlagen om hetzelfde te gaan doen. We zijn elkaar tot voorbeeld.

Hoe ziet het toekomstige Nederland eruit, als we zo doorgaan?
      Wordt Nederland een land waarin de mensen elkaar op straat en in de tram amper meer durven aan te kijken, uit vrees voor agressie? Waarin niemand elkaar meer kan vertrouwen? Waarin de ene helft van de mensen de andere helft op monitoren bespiedt?
      Wordt het een land waarin alleen een klein welvarend deel van de bevolking zich nog politiebescherming kan veroorloven? Levend in wijken waar hoge muren omheen staan, beschermd door uitkijkposten en herdershonden? En waar buiten die veilige muren de meedogenloze ‘wetten’ van de asfaltjungle gelden?
      Wordt Nederland inderdaad een land dat geen zeggenschap meer heeft over zijn eigen koers, omdat er jaar na jaar na jaar, heel sluipend, veel te veel macht naar Brussel is overgeheveld, dat anonieme en ondemocratische bureaucratenparadijs? De Nederlandse gulden was voor de invoering van de euro de sterktste munt in Europa, maar onze regering heeft die unieke positie, de trots van een hardwerkende bevolking, zonder enige Europese tegenprestatie opgegeven. Zomaar. Voor zoiets vaags als ‘het Europese ideaal’… De Eerste Kamer, die een waarborg tegen onbezonnen wetgeving heet te zijn, heeft hier niet eens over gedebatteerd…
      Wordt Nederland werkelijk een land waarvan de bestuurders onderling wedijveren in naïeviteit en kortzichtigheid? Het is ook anderen niet ontgaan dat onze overheid terugtreedt op terreinen waar dat uiterst onverstandig is. Vroeger waren de bedrijven die onze samenleving van gas en stroom voorzien, overheidsbezit en dat was maar goed ook. Dergelijke onmisbare voorzieningen horen in gemeenschapshanden te blijven. Wat zuurstof is voor een mens, zijn gas en stroom voor een hoogontwikkelde maatschappij als de Nederlandse. Daar moet niemand mee aan de haal kunnen gaan. Maar nee, in de afgelopen jaren zijn de nutsbedrijven allemaal geprivatiseerd. Het zijn zelfstandige ondernemingen geworden. En zelfstandige ondernemingen kunnen besluiten zichzelf aan andere ondernemingen te verkopen, die vrijheid hebben ze. Zo is in maart van dit jaar het elektriciteitsbedrijf dat (naar ik meen) de provincie Utrecht bedient, overgegaan in Amerikaanse handen. Ziet men nu niet in dat zoiets heel riskant is? Wat nu als de Amerikaanse aandeelhouders dit nutsbedrijf over drie jaar per ongeluk doorverkopen aan – pak ‘m beet - een mantelbedrijf van de Oezbeekse maffia?
      Is de voormalige wereldmogendheid Nederland eigenlijk nog wel een soevereine staat? Ik vraag me dat af, omdat Nederland zo kritiekloos deelnam aan die slecht doordachte, o zo heikele aanval op Servië, traditionele bondgenoot van Rusland?
      Durft een Nederlandse minister-president nog wel ‘nee’ te zeggen, als het Witte Huis aan de telefoon is met het verzoek om een Nederlandse bijdrage? Oorlogvoeren is tenslotte een peperdure grap. Hoe meer landen eraan meedoen, des te liever het Clinton is.

Als al dit soort dingen werkelijk onze nationale toekomst is, dan noem ik dat ‘de verdommenis’.
      Als socialisten ons uitverkopen aan het mega-kapitalisme, als liberalen onze nationale vrijheid van handelen verspelen, als christen-democraten hun hele bijbel verloochenen door alles wat God verboden heeft toe te staan in Nederland, dan is dat voor mij ‘de verdommenis’.
      Ja, het is een rotwoord, ik weet het, en ik heb echt lang nagedacht over de kopregel van dit pamflet, nadenken over kopregels is nota bene mijn vak, maar ik heb er geen beter woord voor kunnen bedenken.

We zijn hard, hard op weg naar een onmenselijke samenleving. Wat ik daar onder versta? Dat is voor mij een samenleving waarin scheidende vrouwen de vader van hun kinderen ten onrechte van incest beschuldigen - zo ongeveer de goorste belediging die je iemand aan kunt doen. Een samenleving is in mijn ogen onmenselijk als AIDS-lijders willens en wetens anderen besmetten, ja zelfs hun huwelijkspartners. Dat is een samenleving waarin kinderen hun moeder voor ‘Kutwijf!’ uitmaken als ze geen bepaalde merkkleding krijgen. Dat is een maatschappij waarin TV-makers schoolkinderen tot obscene beledigingen van hun leraressen uitlokken. Dat is een samenleving waarin heel serieus Amerikaanse boeken worden gepromoot die stellen dat het niet uitmaakt of kinderen nu door hun ouders of door de buurvrouw worden opgevoed. ‘Parents don’t matter’, want kinderen worden toch veel meer beïnvloed door hun vriendjes, heet het dan.
      Met andere woorden, we zijn in dit land al zover dat de sterkste band uit de natuur, die tussen moeder en kind, ter discussie wordt gesteld.

Wie zijn nu verantwoordelijk voor al dit fraais? Het is verleidelijk om nu te typen ‘de politici’, maar dat doe ik niet. De media dan? Op hun rol kom ik later terug. Voor wat de politici betreft: we moeten onder ogen zien dat wij deze lui keer op keer zelf in het zadel helpen. Het is waar, we hebben steeds minder animo om naar de stembus te gaan, we vertellen elkaar steeds vaker dat we geen idee hebben op wie we nu weer moeten stemmen, maar uiteindelijk worden we geregeerd door personen die we zelf hebben gekozen. Het is belangrijk om dit in te zien, want in die erkenning schuilt ook het begin van een mogelijke oplossing. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat zij die het land regeren, 100% verantwoordelijk zijn voor hun wanbeleid.

Laten wij onze bestuurders eens nader bekijken. Wat hebben ze met elkaar gemeen, al die wethouders, burgemeesters, provinciale-statenleden, commissarissen van de Koningin, Tweede- en Eerste-Kamerleden, staatssecretarissen, ministers, de premier en de voorzitters van hoge staatscolleges zoals de Raad van State?
      Het zijn vrijwel altijd intelligente tot zeer intelligente mensen die de hoogste opleidingen hebben voltooid. Af en toe glipt er weleens een wethouder of staatssecretaris tussendoor wiens ster wat minder straalt, maar ik wil geloven dat dat de uitzonderingen zijn.
      Onze bestuurders zijn doorgaans ook hardwerkende mensen. Ze hebben overvolle agenda’s, ze worstelen zich door pakken papier heen, ze vergaderen zich ongans, iedereen zeurt tegen ze aan, de hele week door, vaak ook in ’t weekend, iedereen wil wat van ze, en dan altijd weer die journalisten en die fotografen in de gang en in de hal en voor de deur, dat vormt bij elkaar een enorme last, daar wil ik niets aan af doen, dat moeten we erkennen.
      Om die reden verdienen ze ook ons respect, en om die reden moeten wij als bevolking ook niet zeuren over hun hoge salarissen of die ministersauto met chauffeur. Laten we ook niet vergeten dat vergelijkbare topfuncties in het bedrijfsleven beter betalen.

En toch is er nu een generatie bestuurders aan de macht die – en ik wou dat ik het anders kon zien – dit land grote schade toebrengt. Dat doen zij natuurlijk niet opzettelijk. Zo slecht kunnen mensen niet zijn. Nee, ik geloof dat het wanbeleid van de afgelopen dertig jaar andere oorzaken heeft.
      Ten eerste nemen de huidige bestuurders een verkeerde houding aan ten opzichte van ons, het Nederlandse volk. Ten tweede omhelzen ze een rampzalig gedachtengoed.
      Hun houding… De houding van de Nederlandse politici jegens gewone Nederlanders is onveranderlijk betuttelend, belerend, bevoogdend, mild glimlachend, begripvol toeknikkend, onderwijzend, terechtwijzend, vingerwijzend, fijntjes-wijzend-òp en getuigt, kortom, van een onuitstaanbare superioriteitswaan. Hierin verschillen zij in niets van vroegere generaties bestuurders, zelfs niet de vooroorlogse. Erger nog, hierin verschillen de huidige politici ook in niets van de generatie bestuurders direct vóór hen, die zijzelf juist verweten zo’n arrogante regentenmentaliteit te hebben.
      Het zou allemaal niet zo erg zijn als hun houding deze bestuurders niet zou hinderen in hun functioneren, maar dat doet ze helaas wel. Het gewone volk kan in hun ogen geen gelijk hebben, wat het onderwerp ook is. Zij weten alles beter, alles. En ze houden zich dus doof en blind voor alle signalen die de gewone Nederlanders in hun onbevangenheid en argeloosheid afgeven.
      Twee voorbeelden. De bevolking ergerde zich al sinds het midden van de jaren zeventig aan de toenemende misdaad; maar de regeringen gaven geen thuis. De bevolking zag al sinds het midden van de jaren zeventig dat er met sociale uitkeringen werd gefraudeerd; maar de regeringen hielden zich doof, het WAO-misbruik bijvoorbeeld werd pas in 1994 in een parlementaire enquête onderzocht. De conclusie van die enquête? ‘Wij machthebbers zijn allemaal even schuldig, dus wij machthebbers kunnen allemaal aanblijven!’
      Hun gedachtengoed. Het doen en laten van de heersende laag is gebaseerd op het gedachtengoed van de jaren zestig, dat ik heel bewust rampzalig heb genoemd. Onder 'heersende laag' (elite) versta ik: de politici en de spraakmakers in de sociaal- economische, de geestelijke, de wetenschappelijke, de juridische en de artistieke wereld. Onder 'gedachtengoed' versta ik: het geheel van een aantal onderling logisch samenhangende overtuigingen, interpretaties en visies.
      Ik zal in het hiernavolgende de belangrijkste onderdelen van dat jaren-zestig-gedachtengoed onder de loep nemen. Ik verzeker u alvast dit: elke omschrijving wordt afgesloten door een zin die u zeer vertrouwd in de oren zal klinken.

‘Het heeft geen zin om streng op te treden tegen je kinderen. Het is heel natuurlijk dat kinderen met van alles en nog wat experimenteren. Ouders moeten geen boeman zijn, want als je het verbiedt, dan doen ze het juist.’

‘Nederlanders zijn mondige mensen die zelf wel uitmaken wat goed en slecht voor ze is. De staat mag geen zedenmeester zijn.’

‘Het is ontzettend riskant om aan te nemen dat als één Turk gearresteerd is wegens heroïnehandel, alle Turken zich daarmee bezighouden. Je mag ze niet over één kam scheren.’

‘Aan de borreltafel weerklinkt altijd maar weer de roep om langdurige gevangenisstraffen voor criminelen. Toch wijst wetenschappelijk onderzoek uit dat strenger straffen niet helpt.’

‘De maatschappij moet junks niet marginaliseren, stigmatiseren en criminaliseren. Verslaafden zijn ziek, ze hebben hulp nodig.’

‘Bij de bestrijding van de criminaliteit moet de overheid ervoor waken niet te vervallen tot razzia-achtige toestanden of het geven van een carte blanche aan de politie. Het moet hier geen politiestaat worden.’

‘Het is onjuist als een vader verhaal gaat halen bij de man die zich aan zijn dochtertje heeft vergrepen. Je mag niet voor eigen rechter spelen.’

‘Och, dat kleinburgerlijke gezeur over sex op de buis. Er zit toch een knop op je TV?’

Weet u waarom die zinnetjes u zo vertrouwd in de oren klinken? Omdat vrijwel alle kranten, alle tijdschriften, alle omroepen deze zinnen er bij u hebben ingeramd in de afgelopen dertig jaar, als even zovele heimachines. In het algemeen zijn de massamedia al net zo doordesemd van dezelfde ideeën als de elites. De laatste tijd lijkt er her en der een kentering te komen in de veelbezongen ideologie van 1968. Desalniettemin is de heersende laag volledig verantwoordelijk voor de extreme toestanden in ons land.

De heersende laag is extreem tolerant inzake de misdaad.
Extreem verdraagzaam tegenover drugsverslaafden, die rustig honderden diefstallen op hun naam kunnen schrijven en hele woonomgevingen onleefbaar maken.
Extreem onverschillig tegenover omroepen en uitgeverijen die onverantwoordelijk omgaan met de grote invloed die ze hebben op de geestelijke volksgezondheid.
De heersende laag is extreem huiverig voor bestuurlijke vernieuwing. Kijk hoe het D66 vergaat.
Extreem angstig voor heldere en krachtige besluiten.
Extreem gebrand op halfbakken ‘oplossingen’, zodat alle betrokken belangengroeperingen een beetje hun zin krijgen. Zie het 'besluit' over gasboringen op de Wadden.
Dat iedereen een beetje zijn zin krijgt, schijnt men zelfs belangrijker te vinden dan de kwaliteit van de oplossing.
Extreem weigerachtig om verschil te maken tussen de belangen van Nederlanders en van buitenlanders.
Extreem beducht voor dwangmaatregelen om beroepsluilakken aan het werk te zetten.
De heersende laag staat extreem wantrouwend tegenover gezond verstand.
Siddert voor ‘ongenuanceerde’ analyses. Hoe ingewikkelder, des te liever.
Is extreem angstig dat derde-wereldlanden haar betuttelend en neokoloniaal zouden kunnen noemen.
De heersende laag besteedt extreem veel aandacht aan ‘zachte’ waarden. Politieagenten werden halve welzijnswerkers, het leger werd een ‘vredesmacht’, mannen moeten ‘zorgtaken’ op zich nemen.

Hiervoor heb ik ‘gedachtengoed’ omschreven als ‘het geheel van een aantal onderling logisch samenhangende overtuigingen, interpretaties en visies’. Bestaat er een logische samenhang bestaan tussen de hiervoor genoemde punten? En zo ja, wat is die samenhang dan? De tegenwoordige generatie progressieve bestuurders is niet alleen beïnvloed door de vroegere uitwassen van kerk en kapitaal, er is veel meer aan de hand.

Hebt u ook weleens meegemaakt dat u iemand iets hoorde zeggen, waarvan de volle omvang pas later tot u doordrong? In 1993 zag ik een TV-interview van de schrijver Willem Frederik Hermans, met Koos Postema wandelend door de straten van Brussel of Parijs, dat weet ik niet meer. Maar ze kwamen te spreken over de Tweede Wereldoorlog. Toen maakte Hermans het soort opmerking dat ik zojuist bedoelde, een opmerking waar veel meer achter schuilgaat dan je op het eerste gezicht zou denken. Vrij geciteerd:

‘De bezetting heeft heel diep ingegrepen in Nederland hoor, dat moet u niet onderschatten.’

Nog ’n keer.

‘De bezetting heeft heel diep ingegrepen in Nederland hoor, dat moet u niet onderschatten.’

Nog ’n keer. De goals van Marco van Basten hebben we wel dúizend keer herhaald.

‘De bezetting heeft heel diep ingegrepen in Nederland hoor, dat moet u niet onderschatten.’

Dáár ligt de logische samenhang.

Want alle extremen van de nazi-bezetting zijn langzaam maar zeker, van de weeromstuit, overgegaan in de tegenovergestelde extremen van nu.

Toen: de verschrikkingen van de holocaust, die de nazi’s het joodse volk hebben aangedaan.
Nu: de krampachtige omzichtigheid jegens Israël, hoewel dat land het af en toe best bont maakt, denk maar aan de Israëlische weigerachtigheid om meteen voluit mee te werken aan het onderzoek naar de Bijlmer-ramp.

Toen: de automatische verheerlijking van alles wat blank was.
Nu: de automatische vergoeilijking en verwennerij van alles wat niet blank is.

Toen: de meedogenloze aanpak van de misdaad door middel van de doodstraf en de concentratiekampen.
Nu: de veel te softe aanpak met veel begrip, begeleiding, ‘afspraken’ zonder harde sancties enz.

Toen: de fanatieke verheerlijking van geestelijke en lichamelijke reinheid. Het belachelijke verbod op bijvoorbeeld ‘moreelondermijnende negermuziek’.
Nu: de verslavingen aan alcohol, drugs, eten, consumentengoederen, house enz.

Toen: de strenge overheidscensuur op kranten, radio, bioscoopfilms, (TV was er nog niet), boeken, kunstuitingen enz.
Nu: de volstrekt onbegrensde vrijheden voor de media en de kunstenaars om de bevolking voor te schotelen wat hen maar goeddunkt, en erg verheffend is dat niet altijd.

Toen: de barse commando-hiërarchie van de Führer-staat, die neerkwam op: jij doet wat ik zeg en verder hou je je bek. Ik doe wat mijn superieur zegt en verder hou ik mijn bek. Mijn superieur doet wat zijn superieur zegt en verder houdt hij zijn bek. Zo ging dat door tot Hitler aan toe, je kunt het je nauwelijks voorstellen.
Nu: het eindeloze en onproductieve vergaderen ‘om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen’. De onmogelijkheid om eenvoudig vast te stellen wie waar verantwoordelijk voor is.

Toen: de onverbiddelijke plaatsing van gemeenschapsbelang boven groepsbelang.
Nu: de overdreven neiging om deelbelangen te verzoenen in lauwe compromissen die de problemen niet oplossen.

Toen: het dwepen met het gesundes Volksempfinden, vrij vertaald: het gezonde volksoordeel.
Nu: de verdachtmaking van gezond verstand. De minachtende termen daarvoor zoals ‘borrelpraat’ en 'onderbuikgevoelens'.

Toen: het voeren van aanvalsoorlogen om een nachtzwart Reich op te bouwen, waaraan tientallen volkeren zouden moeten gehoorzamen.
Nu: het weggeven van miljarden guldens aan de meest dubieuze regimes, zonder te controleren en te vragen hoe die gelden worden besteed.

Toen: de overdreven verheerlijking van mannelijkheid en weerbaarheid.
Nu: de overdreven laatdunkendheid waarmee over mannelijkheid en weerbaarheid wordt gesproken.

Toen, van 1940 tot 1945, werd ons het ene uiterste opgelegd.
Nu, de laatste dertig jaar, wordt ons het andere uiterste opgelegd.
Maar wij Nederlanders zijn geen volk van uitersten. Nooit geweest ook.

Begrijp me goed, ik stel deze uitersten beslist niet op hetzelfde morele niveau, verre van dat. Het nazisme was een politiek systeem dat de afgronden in de menselijke psyche bewust openlegde en misbruikte, net als het stalinisme overigens. Het waren monsterlijke, demonische systemen, het zal wel voor eeuwig de vraag blijven hoe miljoenen mensen daartoe konden vervallen.
      En natuurlijk is het uiterste van nu daar een begrijpelijke reactie op. Maar deze aanvankelijk begrijpelijke reactie begint te ontaarden in een overtrokken, in een overdreven reactie. Het tegenwoordige overheidsbeleid lijkt veel te veel een onevenredige en schadelijke overcompensatie te worden van de bezettingsjaren. Daar komt trouwens nog een heel merkwaardig feit bij om de hoek kijken. Waarom zou de Nederlandse overheid de misdaden van de Duitse bezetter moeten overcompenseren?

De bezetting heeft ons land ongelofelijk veel pijn gedaan, je zou bijna kunnen zeggen dat Nederland door de nazi’s en de Japanners is verkracht.

Maar in onze omhelzing van het tegenovergestelde uiterste, de overtolerante en de verweekte samenleving, beginnen we helemaal vast te lopen, dat moeten we echt onder ogen gaan zien. De democratie begint te haperen. De opvoeding en de karaktervorming van de jeugd loopt vast. De misdaad krijgt de overhand. De besluitvorming omtrent de grote landelijke problemen loopt vast, neem alleen maar het fileprobleem, dat al jaren niet meer op zijn pure feitelijke aspecten wordt beoordeeld, het is een strijd van het ene ‘geloof’ tegen het andere ‘geloof’ geworden.

Het migratiebeleid loopt vast.

Het migratiebeleid, ja.

Nergens zijn de lange schaduwen die de nazi-bezetting nog altijd over ons land laat vallen, beter zichtbaar dan bij dit onderwerp. Het migratiebeleid is in de afgelopen dertig jaar een taboe geworden. Opmerkelijk genoeg ontstond dit taboe onder het bewind van die politici, die in de jaren zestig zo graag alle taboes zagen sneuvelen. Wat zijn de kenmerken van een taboe? Niemand durft er in alle onbevangenheid over te praten. Daardoor durft ook niemand het een probleem te noemen, als het een probleem wordt. Ook niet als dat probleem groter wordt. En groter wordt. En groter wordt. En als iemand dan roept ‘laten we ’t op dié manier oplossen’, kijkt iedereen hem bestraffend aan. Wat nou, ‘oplossen’? Er is niet eens een probleem! Welk probleem bedoelt u, meneer! Probeert u soms onrust te stoken! Er is helemaal geen probleem! Nee, er is geen probleem. Er is alleen maar een taboe. En dat taboe is zo groot dat ik het hiernavolgende bijna blozend van schaamte heb geschreven. Maar het moet worden gezegd. Ik weiger me verdacht te laten maken omdat ik van mijn land houd en volgens de grondwet heb ik vrijheid van meningsuiting.

In de jaren zestig liet mijn overheid de gastarbeiders komen, vooral uit de mediterrane landen. Iedere Nederlandse arbeider die dit bewust heeft meegemaakt., herinnert zich dat dit geschiedde onder het motto: ‘Zij komen hier tijdelijk’. Maar in 1975 besloot het kabinet-Den Uyl dat deze gastarbeiders hun gezinnen konden laten overkomen, terwijl Nederland een economische crisis beleefde.

Vanaf het midden van de jaren zeventig liet mijn overheid de Surinamers komen. Suriname zou eind 1975 onafhankelijk worden, maar dat vooruitzicht deed in veel bewoners van dat land kennelijk niet de wens opvlammen om de wereldgemeenschap te verbijsteren door een reeks historische prestaties, die de jonge natie tot eeuwige inspiratiebron voor andere langdurig geknechte volkeren zou maken.
      Het precieze cijfer ken ik niet, maar ik geloof dat in een paar jaar tijd éénderde van de Surinamers naar Nederland uitweek. Willem Drees junior merkte al eens op dat je een bedenkelijke mentaliteit hebt als je, zonder vooraf een baan te hebben geregeld, op de bonnefooi naar een ander land vertrekt.

Mijn overheid liet de Kaapverdianen komen, en de Colombianen en de Antillianen. De Tamils en de Koerden. De Ghanezen, de Viëtnamezen en de Irakezen, noem maar op.

Al in 1989 waarschuwde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor groeiende stromen asielzoekers. Toch hebben we allemaal kunnen zien hoe vooral het kabinet-Kok I, dat in 1994 aantrad, zich door deze instroom heeft laten verrassen. Mijn overheid laat deze immigranten per tienduizenden komen, Nederland is Europees recordhouder als je het aantal arriverende vreemdelingen deelt door het aantal inwoners van ons land.

En wat is nu het resultaat van dit migratiebeleid van mijn overheid? Dat Nederland een overvol land is geworden waar buitenlanders voorrang krijgen met huisvesting en andere voorzieningen. Waar de oorspronkelijke Nederlanders uit de straten verhuizen waar ze dertig, veertig jaar hebben gewoond en koffie met de buurvrouw hebben gedronken, omdat ze weggeïntimideerd worden of omdat ze zich simpelweg niet meer thuis voelen in hun eigen buurt. Een land waar een geweldige welzijnsindustrie is ontstaan die aan de aanwezigheid van buitenlanders een boterham verdient. Een land ook waarin de buitenlanders en hun kroost een onevenredig hoog aandeel in de werkeloosheid en in de misdaad hebben. En een onevenredig hoog beslag op de gezondheidszorg leggen. Dit zijn allemaal feiten die de heersende laag jarenlang heeft verdoezeld of ontkend, maar die onweerlegbaar zijn. Wat een visie! Wat een verrijking! Wat een paradijs!

Dit beleid heeft werelden van onrechtvaardigheid doen ontstaan.

Zou ik, als werkende en belastingbetalende Nederlander zonder strafblad, heel misschien tegen mijn overheid mogen zeggen dat ik dit allemaal niet zo prettig vind?

En dat allemaal omdat de heersende laag zichzelf verloren heeft in een dwangmatige neiging om de jaren van deportaties en volkerenmoord over te compenseren. Ze lijken soms wel buiten zinnen. Terwijl de Nederlandse regering nota bene geen enkele blaam treft voor de holocaust! De beslissing om de joden te vermoorden is genomen door een bezetene uit Oostenrijk. Niet door minister-president De Geer of Gerbrandy. En de belangrijkste vergadering over de uitvoering is gehouden in een villa bij de Wannsee in Berlijn. Niet in een villa bij de Kager Plas.

Die dwangmatige overreacting leidt tot excessen die niet meer te volgen zijn. Als een Afghaanse luilak besluit om in Nederland verder te luieren, dan mag hem dat niet in de weg worden gelegd, want tenslotte heeft Hitler zes miljoen joden vermoord. Wie hier de logica van inziet, mag het zeggen. Mij wil het maar niet lukken en ik ben toch echt niet de stomste. Of ben ik een vuile stemmingmaker en bestáát er niet zoiets als een Afghaanse luilak? Of een Albaneze inbreker? Of een Ghaneze moordenaar? Bestaan er alleen Nederlandse luilakken, inbrekers en moordenaars? Zijn de Nederlanders het slechtste volk ter wereld? Zijn alle buitenlanders bij voorbaat heilig?

Haat ik buitenlanders? Ik vind dat een beledigende vraag, maar goed, ik zal erop antwoorden. Nee, ik haat geen buitenlanders. (Ook geen Duitsers trouwens.) Ik haat niemand. Ik heb alleen een verschrikkelijke pesthekel aan een klein aantal Nederlanders, namelijk aan die Nederlandse politici die verantwoordelijk zijn voor dit decennialange wanbeleid. Lelieblanke Nederlandse politici.

Laten we hun migratiebeleid eens met dat van een ander Westeuropees land vergelijken.
      Denemarken. Anti-Duits land, dat Denemarken. Bent u voetballiefhebber? Weet u nog wat het Deense kampioenselftal zong op het balkon in Kopenhagen, na de gewonnen finale tegen Duitsland op het EK’92? ‘Deutschland, Deutschland, alles ist vorbei!’ Dat kwam uit hun ténen. Nog veel belangrijker is dat het Deense verzet tegen de nazi-bezetting zeer taai was. Ze hadden dan ook een koning die het goede voorbeeld gaf. Hij vluchtte in 1940 niet zijn land uit en, markant incident, nadat Denemarken bezet was, sommeerde een Duitse officier dat de Deense vlag op het koninklijk paleis gestreken diende te worden. Koning Christian X zei dat als de Duitsers de vlag zouden verwijderen, een Deense soldaat dat met geweld zou verhinderen. De Duitse officier: 'Dan zullen wij die soldaat doodschieten'. Waarop Christian zei: ‘Als u maar wel beseft dat ik die Deense soldaat zal zijn.’
      De vlag bleef wapperen.
      Ik som dit allemaal op om aan te geven dat Denemarken een ‘goed’ land is. Toch hebben de Denen een zeer strenge immigratiewetgeving, ze laten ook maar mondjesmaat asielzoekers toe. Is Denemarken dan tòch een fout land? Welnee. Denemarken is een verstàndig land, dat is iets heel anders.Verstandige landen laten niet zomaar iedereen binnen de poorten. Zeker niet als het gaat om personen die hun paspoort in het vliegtuigtoilet proppen.

De Nederlandse regering moet veel meer opkomen voor de belangen van de Nederlanders, daar is niets verdachts aan. Als de Nederlandse regering onvoldoende voor ons opkomt, wie zal het dan doen? De Finse? De Paraguyaanse? We moeten dat taboe doorbreken. De kogel moet door de kerk. Natuurlijk moeten we van de geschiedenis leren, maar we moeten ons niet door die geschiedenis laten gijzelen, we moeten ons daar niet door laten verlammen, zoals nu gebeurt. Het Nederlandse volk heeft simpelweg het volste recht op verstandige regeringsmaatregelen die de toekomst van de Nederlandse natie veiligstellen. De regering heeft de plicht om dat te doen.

Ik heb het hiervoor al gehad over de rol van de journalistiek, die zo verweven is met de heersende laag. Nergens blijkt dat duidelijker en schrijnender dan bij het migratiebeleid. Het taboe op het migratiebeleid heeft zich door toedoen van de media miljoenvoudig vertakt in de hoofden van de Nederlanders.
      Een onafzienbare rij van krantenartikelen, tijdschriftartikelen, TV-programma’s, radio-programma’s, commercials, affiches, Postbus-51-folders en ga zo maar door heeft de multiculturele samenleving als een onvermijdelijk en natuurlijk proces voorgesteld. En heeft, in omgekeerde zin, het opkomen voor de Nederlandse bevolking tot iets verdachts gemaakt.
      De publiciteit waarmee de zogenaamde multiculturele samenleving in dit land is geïntroduceerd, was en is overweldigend. Het heeft er weleens de schijn van dat iedere snipper papier die bedrukt kan worden, aan dit doel ondergeschikt wordt gemaakt.
      Een man als Janmaat is tijdens dit proces tot poeder vermalen. Begrijp me goed, ik ken hem niet en ik wil hem ook niet kennen, ik zou nooit met hem of de zijnen in één partij gaan zitten, hij heeft zich met nazi’s afgegeven, zijn financiële handel en wandel als kamerlid was omstreden, ik weet het allemaal, maar de wijze waarop hij door de media, door de cabaretiers, noem maar op, is aangepakt, tart elk gevoel voor verhoudingen. Hij is onrechtvaardig en onevenredig hard aangevallen, alleen omdat hij een stem heeft willen geven aan de honderdduizenden Nederlanders waar nooit naar geluisterd wordt. Er is een demon van hem gemaakt, een satan, en ik geloof toch niet dat hij dat was. Misschien staat mij nu wel hetzelfde te wachten, dat besef ik donders goed.

Hiervoor heb ik de slagzinnen genoemd die van Nederland zo’n fijn tolerant land hebben gemaakt. De politici en de media gebruiken ook al jarenlang dezelfde slagzinnen om ons de multiculturele samenleving op te dringen. Ik noem er een paar:

Racisme!
Het woord met de werking van een klodder hete pek. Wie dat aan zijn broek krijgt, komt er nooit meer van af. Van dat gegeven wordt door bepaalde malafide politici dankbaar misbruik gemaakt. Dat ondervond bijvoorbeeld de heer Westbroek, van Leefbaar Utrecht en dito Nederland. In januari 1999 onthulde hij in een Vrij Nederland-interview: ‘GroenLinksers zeiden tegen me: we maken je voor racist uit. De mensen zullen altijd denken: waar rook is, is vuur.’
      Zo werkt dat dus blijkbaar in dit land.

Discriminatie! Vreemdelingenhaat!
Wee de Nederlander die betrapt kan worden op een verkeerde oogopslag of een ongelukkige intonatie richting buitenlanders. Die discrimineert! Die plaveit de weg naar het Auschwitz van de 21ste eeuw! Maar gek genoeg worden altijd alleen Néderlanders van discriminatie beschuldigd. Je hoort de media vrijwel nooit over de discriminerende manier waarop groepen buitenlanders over elkaar denken en praten. Of over ons.

We hebben ze zelf hiernaar toe gehaald!
Met ‘we’ kunnen dan toch hooguit alleen de werkgevers, de vakbonden en de regering worden bedoeld. Ons, het Nederlandse volk, is niets gevraagd.
      Noem mij het verkiezingsjaar waarin de Nederlandse overheid de bevolking open en eerlijk tegemoet trad, in een brede maatschappelijke discussie, voor- en tegenstanders uitvoerig aan het woord latend, met het voorstel om van Nederland een multiculturele samenleving te maken. Dat zou dan 1972 moeten zijn geweest, want na de Tweede-Kamerverkiezingen van dat jaar trad het kabinet-Den Uyl (1973-1977) aan, en dat kabinet zette hiertoe de eerste stappen, zoals ik hiervoor beschreef. Daar lag het begin. Maar om op 1972 terug te komen: de multiculturele samenleving was in dat jaar geen verkiezingsonderwerp.
      Nog nooit is de vraag ‘ja of nee tegen een multiculturele samenleving’ als principiële keus, met een gedegen voorlichting over mogelijke plus- en minpunten, aan het Nederlandse volk voorgelegd.
      Daarom is de democratische legitimiteit van dit experiment, de bizarre wensdroom van een wereldvreemd kliekje, volgens mij nogal dubieus.

Tot slot nog één overbekende slagzin inzake dit onderwerp:

Nederland heeft een historische traditie van gastvrijheid jegens groepen buitenlanders! Denk aan de Portugese joden! De Franse Hugenoten!
Dat is ook zo en dat siert ons. Maar dat wil nog niet zeggen dat we een historische traditie hebben van het toestaan van misbruik van onze gastvrijheid.

Waarop berust nou die beïnvloedende werking van het taalgebruik van de media, vraagt u zich misschien af.
      Om te beginnen is daar de kracht van de herhaling. De meeste reclamecampagnes worden hierop gebaseerd. Als ik schrijf ‘Er is geen betere’, dan weet u meteen welk merk wasmachines ik bedoel. Ik hoef dat merk niet eens te noemen. Dat is nu het resultaat van tientallen jaren bewust dezelfde slagzin gebruiken. De heersende laag heeft zijn slagzinnen ook eindeloos herhaald in de afgelopen dertig jaar. Zo vaak zelfs, dat je ze onbewust gaat nazeggen.
      Naast consequente herhaling hebben de media nog een taalinstrument. Het is het geheim van iedere goede tekstschrijver: de toonzetting van zijn verhaal. Zoals de componist zijn muziekstuk droevig of juist opgewekt kan maken, zo kan een schrijver de lezer beïnvloeden door zijn woordkeuze. De inhoud kan volkomen conform de werkelijkheid zijn, dat doet er niet toe. Maar het gaat erom dat een journalist door zijn woordkeuze de feiten zo aan u kan presenteren, dat hij daardoor uw mening beïnvloedt.

Om dat te illustreren heb ik twee krantenberichten geschreven over een verzonnen nieuwsfeit. De inhoud van beide berichten is hetzelfde: een bekend politicus heeft op een grote bijeenkomst een toespraak gehouden. De ene krant is dol op deze politicus, de andere ziet hem niet zo erg zitten:

Warm onthaal voor Piet Jansen

Gisteravond heeft het populaire kamerlid Piet Jansen (wie kent hem niet als Postkantoren Piet?) een toespraak gehouden in congrescentrum ‘De Schulpweide’ in onze stad. Een vrijwel geheel gevulde zaal had uren van tevoren naar zijn komst uitgekeken, en niet vergeefs. Gepassioneerd, soms schertsend en vrolijk, dan weer bijna emotioneel herhaalde hij, even fris als alle keren hiervoor, zijn pleidooi voor ‘een regering van kwaliteit’. Ga ik af op de aandachtige gezichten van zijn trouwe aanhang, dan wist hij hen opnieuw te begeesteren voor de tijdloze thema’s van vrijheid, rechtvaardigheid en welvaart. Ik moet zeggen: dit zijn de gebeurtenissen waardoor je als verslaggever weer beseft dat je werk je hobby is en omgekeerd. Piet Jansen stelde bovendien dat Nederland vurig naar de modaliteitsmaatregel verlangt, volgens velen inderdaad dé oplossing. Als geen ander verstaat Piet Jansen de kunst om de kloof tussen burger en politiek te overbruggen, zo gisteravond ook weer. Zaal en spreker werden één in hun intense en diep doorvoelde verlangen naar een rechtvaardiger samenleving. De minutenlange ovatie die hem tot slot ten deel viel, was zo overdonderend, dat je niet begrijpt hoe zijn tegenstanders hem ervan kunnen beschuldigen met claques te werken. Na afloop was het hartverwarmend om te zien hoe zijn vriendin hem afschermde van een horde paparazzi.

Plichtmatig applaus voor Jansen

Gisteravond heeft het populistische Tweede-Kamerlid P. Jansen zijn zegje gedaan in congrescentrum ‘De Schulpweide’ van onze stad. Zoals bekend houdt hij zich onledig met de spreiding van de postkantoren. Vooraf had zijn partijorganisatie bedongen dat hij zou spreken in het kleinste zaaltje, maar er bleven toch nog wel wat stoelen leeg. De toespraak zelf bracht weinig nieuws. Met alle theatrale truukjes van een derderangs acteur speelde hij voor de zoveelste keer zijn bekende grammofoonplaat af over ‘een regering van kwaliteit'. Uw verslaggever, die om den brode dit soort bijeenkomsten moet verslaan, vroeg zich in gemoede af: worden zijn fanatieke aanhangers zèlf nou nooit eens moe van zijn sleetse clichés over vrijheid, rechtvaardigheid en welvaart? Ronduit grotesk was Jansens bewering dat Nederland ‘snakt’ naar de modaliteitsmaatregel, hoewel de jongste NIPO-enquête uitwijst dat daar nog geen 30% van de bevolking voor te porren is. Jansen heeft de reputatie dat hij de stemming erin kan brengen en dat bleek ook gisteravond maar al te duidelijk. In een volkomen opgefokte sfeer speelde de volksmenner behendig in op de laagste driften van zijn toehoorders. Toch klonk het slotapplaus wat plichtmatig, hoewel hardnekkige geruchten willen dat Jansen zogeheten ‘claques’ in zijn publiek verstopt, die door een handige timing van hun eigen gehandenklap het applaus kunnen opwekken of versterken. De afloop van de bijeenkomst kende nog een akelig incident toen zijn bedgenote zich met schrille stem keerde tegen de aanwezige fotojournalisten.

Andere woorden.
Dezelfde feiten.
Overigens, een strikvraag: op wie van de twee zou u stemmen?

Dit zijn voorbeelden voor gedrukte media, maar wellicht zegt u nu: ‘Nou ja, als de ene krant je niet bevalt, dan neem je een andere’. Maar de hiervoor beschreven technieken worden ook dagelijks toegepast in radio- en TV-programma’s zoals Met het oog op morgen, het NOS-Journaal, Netwerk, Nova, Den Haag Vandaag en Buitenhof.
      Dat zijn programma’s die geen serieuze concurrenten hebben en die een heel grote invloed uitoefenen op de meningsvorming in Nederland. Probeer eens aandachtig te luisteren naar de woordkeuze en de intonaties van de presentatoren, dan zult u begrijpen wat ik bedoel. Want voor elk woord en elke intonatie kiezen zij bewust. Het zijn hun gereedschappen om uw mening te kleuren. Om nog maar te zwijgen van zaken als onderwerpkeuze, de formulering van interview-vragen, beeldmontage, de combinatie van beeld en commentaar en de toepassing van muziek; dat zou een pamflet op zich worden.
      De hoofdzaak is: al deze beïnvloedingstechnieken worden gebruikt om de droomwereld van de heersende laag er bij u doorheen te drukken.

De heer Van Thijn is een man die om veel redenen ons blijvende respect verdient.
Hij heeft familie verloren aan de nazi’s, hij heeft zelf een kamp overleefd, hij heeft zich in diverse openbare functies ingezet voor de publieke zaak, hij heeft hard gewerkt, onder andere als fractievoorzitter, minister, burgemeester en toen weer even als minister.
De heer Van Thijn heeft in april 1999 gesproken in het herinneringscentrum Westerbork.
Bij deze gelegenheid stond hij stil bij het maximumaantal van 5.000 Kosovo-Albanezen dat de Nederlandse regering hier wilde opvangen.
Hij constateerde hoe wrang het was dat dit nu precies hetzelfde maximum was dat het vooroorlogse kabinet-Colijn hanteerde inzake de uit nazi-Duitsland vluchtende joden.
Kennelijk vindt hij dat de regering veel ruimhartiger had moeten zijn en tiénduizend Kosovo-Albanezen had moeten opnemen.
Of tienduizendèn.

Nee, meneer Van Thijn.

Met al het respect dat ik voor uw emoties heb, maar zó kunnen we niet voor altijd doorgaan met dit land.
We zijn nu op een punt aanbeland dat de overheid het belang van de Nederlandse bevolking niet langer meer mag veronachtzamen.
Heb ik nog iets te willen in dit land?
Ja, want ik ben Nederlands staatsburger.
Ik wil niet dat Nederland een soort groot-Los Angeles wordt met alle ellende vandien.
Ik wil tot in lengte van jaren koeien in weilanden zien, als ik van Den Haag naar Rotterdam fiets. Geen woonwijken.
Dat wil ik voor mezelf, voor mijn twee kinderen (4 en 6) en voor mijn kleinkinderen.
Nederland is mijn land, het land waarin ik wil wonen, werken en leven.
Nederland is het land waarin mijn kinderen willen wonen, werken en leven.
En ooit mijn kleinkinderen.
We móeten door.
We móeten door, wij Nederlanders die in vijf dagen tijd werden overweldigd door de meest meedogenloze militaristische politiestaat uit de wereldgeschiedenis, en later door zijn onzalige bondgenoot in Azië.
We móeten door, als geslagen en vernederde mensen die na 1945 weer zijn opgekrabbeld.
Met alles wat we door bèrgen schade en bèrgen schande in die jaren hebben geleerd.
Over de wereld. Over anderen. Over buurlanden. Over onszelf.
Wat hebben we geleerd?
Buren kunnen redders worden.
Maar kunnen ook verraders worden.
Vreemden kunnen engelen worden.
Vrienden kunnen duivels worden.
Helden kunnen lafaards worden.
Lafaards kunnen helden worden.
Mensen kunnen onmensen worden.
En maar heel soms omgekeerd.
Straten kunnen valkuilen worden.
Boekhandels infectiehaarden.
Familiebanden een Achilleshiel.
Toekomstplannen belachelijk.
Landschappen schuldig.
Haat kan oppermachtig worden.
Angst onafscheidelijk.
Beschaving een luxeartikel.
Apathie een reddingsboei.
Opstandigheid je noodlot.
Een stempel je dood.
Wie een oorlog verliest, verliest eigenwaarde, zelfrespect en de zeggenschap over zijn eigen land en zijn eigen bevolking.
Wie de strijd verliest, wordt een speelbal, een marionet, een ding waarover anderen beslissen.
‘Een volk dat voor tirannen zwicht, verliest meer dan lijf en goed; daar dooft het licht.’
Dat hebben we geleerd, althans volgens mij, maar wie ben ik, ik ben van 1958, vergeleken met u heb ik helemaal niets meegemaakt, wijs me terecht waar u maar wilt, ik luister.
Onderwijs me. Ik luister.
Zet me voor schut, meneer Van Thijn. Ik luister.
Val me aan. Ik blijf luisteren.

Maar we móeten die stap uit de schaduw zetten.

In 1945 hebben de Geallieerden ons bevrijd van de nazi’s in dit land.
Nu moeten we onszelf zien te bevrijden van de bezetting in ons hoofd.
We moeten eerst ons hoofd vrijmaken.
Dan kunnen we daarna onze handen vrijmaken.
Voor een regeringsbeleid dat de natie doelbewust opbouwt in plaats van onbedoeld afbreekt.

Elk menselijk handelen van waarde kost moeite, het leven is voor niemand makkelijk.
      Het volgen en voltooien van cursussen en opleidingen kost moeite, grote moeite soms. Het schrijven van tientallen sollicitatiebrieven kost moeite. Het volhouden in een baan die misschien niet alles is, kost moeite. Je collega’s niet voor alles laten opdraaien kost moeite. Het bereiken van de top van je kunnen kost moeite. Een huwelijkscrisis bezweren kost moeite. Het opvoeden van kinderen tot gedisciplineerde, op eigen kracht vertrouwende mensen kost ontzettend veel moeite. Rekening houden met je buren, je leefomgeving kost moeite. Je als nieuwkomer aanpassen kost moeite. Tegen je verlies kunnen. Inschikken. Voor je eigen fouten opdraaien kost moeite. Je eigen zwaktes overwinnen. Het verwerven van een zekere innerlijke beschaving. Verkeerde vrienden afweren kan voor sommige jongeren grote moeite kosten. Jezelf weleens wegcijferen kost moeite. Eerlijk zijn tegen anderen. Eerlijk zijn tegen jezelf – dat kost misschien wel de grootste moeite die een mens kan opbrengen.
      Nu bestaan er mensen die ergens moeite voor willen doen.
      En er bestaan mensen die nèrgens moeite voor willen doen.
      Ik vind dat de huidige machthebbers veel te veel aandacht – en geld – besteden aan de tweede categorie.
      Ten koste van de eerste categorie.
      Maar wat de heersende laag niet begrijpt, is dat ze op die manier roofbouw pleegt op de bereidheid van de eerste categorie om moeite te doen.
      Wat de heersende laag niet begrijpt, is dat ze daardoor op de lange termijn een destructief beleid voert.

Nederland gaat naar de verdommenis tenzij.

Tenzij we ons herpakken.
Tenzij we ons vermannen.
Tenzij we de uitdaging aangaan om in te zien waarmee we bezig zijn.
Tenzij we de durf opbrengen om in te zien dat we verkeerd bezig zijn.

Ik citeer president J.F. Kennedy: 'Net zoals een man die zich realiseert dat zijn leven is ontspoord, alleen door een grondig zelfonderzoek zijn houvast kan herwinnen, zo kan ook een heel volk, in het besef dat er ergens iets verkeerd is gegaan, alléén met zichzelf in het reine komen door een strenge en eerlijke blik naar de kern van zijn gemeenschappelijkheid, zijn nationale bestemming.'
      ('Just as a man who realizes that his life has gone off course can regain his bearings only through the strictest self-scrutiny, so a whole people, become aware that things have somehow gone wrong, can right matters only by a rigidly honest look at its core of collective being, its national purpose.')

Ik heb hiervoor geschreven dat wij Nederlanders uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de staat waarin ons land nu verkeert.
Maar dat betekent ook dat het aan òns is om daar verbetering in aan te brengen.
En we hebben dat gelukkig zèlf in de hand.
Wij maakten zelf dit land tot wat het nu is.
We kunnen er zelf een beter land van maken.
We móeten er een beter land van maken.
De noodzaak ligt voor de hand.
Kijk naar uw kinderen en vraag uzelf af: ‘In wat voor land wil ik dat zij opgroeien? In wat voor land kunnen zij gelukkig worden?’

Verbeter de wereld, begin bij jezelf. Ik weet niet wie deze zin bedacht heeft, maar het was een genie.
Verbeter de wereld, begin bij Nederland.
Verbeter Nederland, begin bij jezelf.
      Laten we proberen om alle negatieve kettingreacties om te zetten in positieve kettingreacties.

Ik wil niemands dominee zijn. Of imam, pastoor of rabbijn. Maar ik geloof dat het geen kwaad kan als we ons opnieuw lieten inspireren door de leefregels die de grote godsdiensten ons aanreiken. Het traditionele normen- en waardenstelsel is in Nederland grotendeels gebaseerd op het protestantisme, het katholicisme en het joodse geloof, en wie zelf misschien niet kerks is, zal, als hij of zij ‘teruggraaft’, waarschijnlijk snel stuiten op de godsdienstige overtuiging die in de familie werd beleden. Misschien ligt daar een aanknopingspunt
      Veel artiesten, schrijvers en cabaretiers hebben de zondagse kerkgang altijd afgedaan als een inhoudsloze en knellende dwang, maar was dat wel zo? Misschien moeten we hier eens met onze ouders of grootouders over praten.
      Een betrekkelijk nieuwe godsdienst in ons land is de islam. Er zijn mensen die de islam als een bedreiging zien, maar een godsdienst die al twaalfhonderd jaar honderden miljoenen volgelingen uit verschillende culturen aan zich bindt, moet talrijke waardevolle en inspirerende elementen in zich hebben, dat kan niet anders.

Links riep altijd: ‘God is dood’, maar ik geloof dat religies grote waarde hebben. Geloof biedt de uitweg die het innerlijk verzoent met de teleurstellende onvolmaaktheid van het menselijk bestaan, en religie omvat nog meer dan dat, denk ik.
      Het is toch niet voor niets dat alle grote godsdiensten de mensen voorhouden niet te moorden, niet te liegen of te stelen, hard te werken, respect te hebben voor ouders en ouderen, af te zien van begeerten en verslavingen – ik denk dat in de godsdienst ook het verlangen van de samenleving zichtbaar wordt om nieuwe generaties te laten delen in opeengestapelde levenservaring.
      Door die leefregels wil de samenleving nieuwe generaties behoeden voor zelfbeschadiging, omdat zelfbeschadiging op individueel niveau uiteindelijk kan leiden tot de verzwakking van die samenleving als geheel.
      Met andere woorden, de door religie geïnspireerde leefregels zijn een uitdrukkingsvorm van een collectieve overlevingsdrang. De samenleving als geheel heeft er belang bij dat de individuele burgers sterk in hun schoenen staan.

Ik wil niemands dominee zijn.
Maar wat ik wel wil, is een politieke partij oprichten.
      Zoals ik het zie, heeft Nederland heel hard een gematigd rechts-nationalistische partij nodig. Een partij die oude tradities gaat herwaarderen en nieuwe ideeën gaat genereren. Het moet een partij zijn die zich hard maakt voor déugden, voor het klassieke gedachtengoed. Heeft daar iemand innige behoefte aan een etiketje? Plak er maar ‘conservatief’ op, van mij mag het. Ik kom straks wel met een eigen naam.

Die nieuwe partij moet opkomen voor alle waarden die een mensenleven kunnen verrijken en die een samenleving kunnen versterken. Zelfdiscipline. Oprechtheid. Rechtvaardigheid. Beginselvastheid. Orde. Werklust. Plichtsgevoel. Leergierigheid. Verantwoordelijkheidsgevoel. Doortastendheid. Nederigheid. Soberheid. Matigheid. Nuchterheid. Doorzettingsvermogen. Respect. Zelfrespect. Ik noem ‘zelfrespect’ als laatste, maar het is wellicht het belangrijkste.
      Het moet een partij zijn die bij het wezen van ons land past, bij onze volksaard. Een partij die aansluiting vindt op onze geschiedenis, zonder de fouten van het verleden te herhalen. Mensen rijpen door hun fouten, waarom zou dat niet voor naties gelden?
      Maar die nieuwe partij moet ook met nieuwe ideeën komen. Nieuwe uitdagingen formuleren. Nieuwe informatietechnieken omarmen. Een nieuwe stijl van politiek bedrijven introduceren. Een nieuwe bestuursmentaliteit kweken.

Voor zo’n partij heb ik in 1995 deze naam bedacht:

Constructief Nederland

Dat is de naam die in één keer alles zegt.
Het is een partijnaam die recht doet aan alle mensen die iets positiefs bijdragen aan dit land, of ze nu vuilnisman of hartchirurg zijn.
Het is de meest geschikte naam voor een partij die ieder snippertje overheidsbeleid op zijn opbouwendheid zal beoordelen.
‘Constructief Nederland’ is een partijnaam die alle leden van die partij permanent aanspoort om stijlvol en respectvol om te gaan met elkaar èn met andersdenkenden.
Het is ook een naam die recht doet aan de inspirerende mentaliteit van vorige generaties Nederlanders, zoals de mensen die het water hebben bevochten en land hebben gewonnen, de ingenieurs en de arbeiders die door hun waterbouwkundige constructies de wereld hebben geïmponeerd.
De naam ‘Constructief Nederland’ geeft bovendien iets weer van hoe Nederland in de wereld kan staan. Een land dat als welvarende natie zijn plichten niet ontloopt.
Het woord ‘partij’ laat ik bewust weg uit die naam; ‘partij’ is afgeleid van het Latijnse ‘pars’, dat ‘gedeelte’ betekent. Maar gehéél Nederland staat volgens mij voor de noodzaak van een mentaliteitsverandering, niet slechts een gedeelte ervan.

Ik heb het hiervoor gehad over de slagzinnen van de oude partijen. Ik heb voor Constructief Nederland ook een slagzin bedacht. Een motto dat als leidraad kan dienen voor alles wat die partij te doen staat:

Voor het Nederland van onze kinderen.

Iedereen kent de regel ‘regeren is vooruitzien’. De slagzin ‘Voor het Nederland van onze kinderen’ zegt in essentie hetzelfde. En dáár moeten we naar gaan handelen. Elke Nederlandse regering is verplicht om maatregelen te nemen die de belangen van komende generaties Nederlanders veiligstellen. Op kleinere schaal: ik eis dat mijn regering de belangen van mijn kinderen en later mijn kleinkinderen veiligstelt. U zult voor uw kinderen en uw kleinkinderen hetzelfde eisen, neem ik aan. Zoals eerder gezegd: een andere regering zal het niet voor ons doen. De partij die ik wil oprichten, zal zich daar hard voor maken.

Constructief Nederland
Voor het Nederland van onze kinderen.

Wat staat zo’n partij te doen, hoe zou het partijprogramma eruit kunnen zien? Laat ik eerst enkele eerdere opmerkingen herhalen. We moeten van de geschiedenis leren, maar we moet ons niet door de geschiedenis laten gijzelen. We moeten eerst onze hoofden vrijmaken van de bezettingsjaren, dan kunnen we daarna onze handen vrijmaken. Een regering moet opkomen voor hen die ergens moeite voor willen doen, voor hen die zich willen inzetten en inspannen. Een regering moet hen beschermen tegen diegenen die nergens moeite voor willen doen. Ik denk dat Nederland moet teruggrijpen op de waardevolste elementen van zijn geschiedenis, zoals de traditionele normen en waarden van zijn godsdiensten. En tegelijkertijd nieuwe uitdagingen moet durven aangaan, om de tegenwoordige morele en bestuurlijke crisis te boven te komen.

Nederland zou zo gebaat zijn bij een politiek van durf, duidelijkheid en dadendrang.

Ik noem eerst alle (voorlopige) programmapunten achter elkaar op, daarna licht ik ze punt voor punt toe:

1a. Verheffing en bescherming van de moraal en de weerbaarheid van het Nederlandse volk.
1b. Herstel van het nationale zelfrespect.

2a.. Een nationale herbezinning op ieders verantwoordelijkheden, rechten en plichten.
2b. De overheid geeft het goede voorbeeld.

3a. Verdere ontwikkeling van de parlementaire democratie door de vervanging van benoemde bestuurslichamen door gekozen bestuurslichamen.
3b. Vergroting van de betrokkenheid van de bevolking door de introductie van een nieuwe bestuurslaag en door de verregaande toepassing van informatietechnieken.

4. Betere misdaadbestrijding, rechtshandhaving en handhaving van orde en gezag.

5. Krachtige overheidsimpulsen voor de ontwikkeling en wereldwijde vermarkting van groene technologie. Oprichting van een industriebank hiervoor.

6a. Herinvoering van grenscontrole.
6b. Een immigratiestop.

7a. Heroverweging van ons EU-lidmaatschap.
7b. Heroverweging van ons NAVO-lidmaatschap.
7c. Herbeoordeling van alle internationale verdragen.
7d. Herstructurering van ontwikkelingssamenwerking op zakelijke basis.

8. Opheffing van de partij zodra deze punten geheel of grotendeels zijn verwezenlijkt.

1a. Verheffing en bescherming van de moraal en de weerbaarheid van het Nederlandse volk.

Krachtige aanmoediging tot zelfregulering van omroepen, uitgeverijen, internet providers, filmdistributeurs, CD-ROM-importeurs, kunstenaars, theatergezelschappen e.d. teneinde de bevolking te vrijwaren van opgedrongen obsceniteiten en geweldsexcessen.
      Nederland-1 moet een staatszender worden, 24 uur per dag, en een mélange bieden van praktische informatie zoals doe-het-zelf-voorlichting, diepgravende en neutraal geleide debatten over actuele dossiers, spelletjes die bijvoorbeeld de kennis van het Nederlandse cultuurgoed vergroten, nieuws en achtergronden, programma's die de traditionele opvoedkundige inzichten overdragen, licht amusement met bekende artiesten, excellente consumentenvoorlichting, interviews met politici uit alle bestuurslagen (zie ook 3.) en soaps waarin de sterren aansturen op positieve waarden.
      Wie dit allemaal te braaf vindt, kan altijd nog uitwijken naar 99 andere zenders.

Vergroting van de sociaal-economische weerbaarheid van de Nederlander door een kwalitatief uitstekend onderwijs. Kennis is macht; kennis en vaardigheden maken de mensen minder afhankelijk van één bedrijf, het is ook goed voor hun gevoel van eigenwaarde. Bovendien: alleen wie veel weet, kan goede vragen stellen.
      De overheid moet hier veel en veel meer geld aan uitgeven. Volgens de OESO geeft Nederland 5% van het nationale inkomen uit aan onderwijs en wetenschappen, tegen de gemiddelde 6% van vergelijkbare landen. Ik vind dat wij dan juist 7% moeten uitgeven.
      Omvorming van de huidige onpersoonlijke leerfabrieken naar kleinschaliger vormen van kennisoverdracht waarin nog plaats is voor een persoonlijke band tussen leraar en leerling, tussen professor en student.
      Grotere verwevenheid aanbrengen tussen de school en de samenleving. Breng de maatschappij in de school. Nodig in de klassen een uur per week mensen uit de meest uiteenlopende beroepsgroepen uit om ze over hun werk te laten praten.
      Herwaardering van ambachtelijk onderwijs, er is niets minderwaardigs aan om met je handen te werken, integendeel.
      Oprichting van instituten voor hoogbegaafde kinderen, die hadden er allang moeten zijn. Het schandalige lotingstelsel uitbannen, de Nederlandse samenleving kan zich het vermorsen van talent niet veroorloven, de wereld bestaat nu eenmaal uit elkaar beconcurrerende economieën.
      Verlenging van de universitaire studie tot zes of zeven jaar moet mogelijk zijn, studenten moeten de gelegenheid krijgen om buiten hun directe vakgebied kennis op te doen, graag zelfs, ze mogen niet de oogkleppen krijgen van de specialist die alles weet van één detail, het moeten juist generalisten worden. Helicopter view, net wat u zegt.
      Rigoureuze maatregelen om de leefbaarheid op scholen en universiteiten te handhaven. Spijbelen en dropping out zwaar sanctioneren.
      Ik zie nog een mogelijkheid om de jeugd goed voor te bereiden op het leven. Waarom zou de overheid niet iedere jonge Nederlander financieel in staat stellen om een jaar in het buitenland te wonen en te werken? Goed voor de karaktervorming, goed voor het zelfvertrouwen, de wijdere horizon, het bredere denkraam, als u begrijpt wat ik bedoel. (Zie ook punt 7d.)

Vergroting van de sociaal-communicatieve weerbaarheid van de Nederlander. Wat is het kleinste radertje in een goed werkende democratie? Dat is de burger die zichzelf goed weet te presenteren, die in het openbaar kan spreken, die ordelijk en duidelijk zijn gedachten onder woorden kan brengen, die alleen al door zijn houding indruk maakt, die een brief kan schrijven, die een rapport kan schrijven waarvan niet in elke zin ‘moeten kunnen worden’ of ‘zullen te dien aanzien worden’ staat.
      Welbespraakt en zelfbewust jezelf staande houden in een groter gezelschap - dat is een kunstje dat nog al te zeer alleen aan de middenklasse en hoger is voorbehouden. Kijk maar op de zogenaamde inspraakavonden. De mannen en vrouwen achter de tafel weten het allemaal mooi te vertellen, maar de bevolking staat te schutteren en te hakkelen achter de microfoon, en met één dooddoener of debating-truukje staan ze al in hun hemd.
      Ook hieraan moet het onderwijs veel meer aandacht besteden.

Vergroting van de militaire weerbaarheid van de Nederlander. ‘Wie vrede wil, moet op oorlog zijn voorbereid.’ Die klassieke vermaning heeft niets aan geldigheid verloren. Vandaar: herinvoering van de militaire dienstplicht. Vrijstelling voor hooguit 9%. Om de zoveel tijd op herhaling. Ik heb het hiervoor gehad over karaktervorming, ook de militaire dienstplicht draagt daaraan bij.
      Genoeg militair materieel, munitie en oefeningen om welk binnenvallend leger dan ook een onvergetelijk pak slaag te bezorgen. Ervan uitgaan dat zo’n invasie elk moment kan plaatsvinden. Wie had op 1 januari 1982 verwacht dat Engeland en Argentinië dat jaar oorlog zouden voeren?
      Jaarlijkse militaire parade, afwisselend te houden op de twee dagen dat Nederland moest capituleren (hier en in Azië), ter nagedachtenis aan hen die omkwamen in het oorlogsgeweld, in de holocaust en in het verzet, èn om hun nabestaanden te tonen dat Nederland zijn dure les heeft geleerd.
      Niet te veel vertrouwen stellen in smart weapons. Meer in Kalasjnikovs.
      Daarnaast de oprichting van een geheime en permanente verzetsorganisatie ter grootte van zeg 15.000 man plus communicatie-apparatuur, voorraden en instructiemateriaal voor de bevolking, maar misschien is die organisatie er al.
      En nooit meer Srebrenica, waar het porselein van de naïeviteit uiteenspatte op de rotsen van de werkelijkheid.

1b. Herstel van het nationale zelfrespect.

Kan de VN of NAVO aannemelijk maken dat onze deelname aan een militaire actie onmisbaar is? Prima, maar dan willen we na de operatie wel meepraten over de vredesregeling. Niet, zoals tegen Servië gebeurde, dat Nederlandse levens en Nederlands materieel worden geriskeerd, zonder dat Nederland bij het internationale overleg wordt uitgenodigd.
      Verder moet het zo zijn dat als de Amerikaanse president of de Israëlische premier ons land bezoekt, de Nederlandse veiligheidsdiensten alle touwtjes in handen houden. In 1997 namen de veiligheidsdiensten van de betreffende landen zo ongeveer het Binnenhof over. Maar, zegt u nu, een dienst van een dergelijk kaliber hèbben we hier helemaal niet? Dan wordt het hoog tijd om die op te bouwen.
      Herwaardering voor de Nederlandse taal. Geen fanatieke taalzuivering, maar absurditeiten als Traffic Information Center of Government Travel niet tolereren. (De eerste is voorheen de Verkeerscentrale in Driebergen, de tweede is het overheidsbureau dat de buitenlandse reizen voor politici en ambtenaren regelt.)
      Massale openbare geweldpleging, zoals door de Koerdische demonstranten in februari 1999? Een perfect getrainde ME erop los laten rammen! In de Nederlandse straten horen Nederlanders de baas te zijn en niemand anders.
      Gebruikt een journalist of presentator het beledigende woord ‘On-Nederlands’? Een strafvervolging instellen wegens discriminatie en aanzetten tot nationale zelfhaat. Meen ik dat? Och, half-grappend, half-serieus…
      Wij Nederlanders hoeven niet zelfgenoegzaam te worden, ik denk aan de voedselaffaires, maar we moeten zeker ook niet geringschattend over onszelf te doen. Wat zei president De Gaulle ook alweer over ons land? ‘Un petit pays, mais une grande nation.’ (‘Een klein land, maar een grote natie.’)

2a. Een nationale herbezinning op ieders verantwoordelijkheden, rechten en plichten.

Iedereen is medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de samenleving, omdat zoals gezegd van ieders doen en laten een zekere invloed op anderen uitgaat.
      Zij die hun verantwoordelijkheden ontkennen, hun rechten misbruiken en hun plichten ontlopen, moeten daarom tot de orde worden geroepen. Zij die hun verantwoordelijkheden aanvaarden, hun rechten eer aandoen en hun plichten vervullen, verdienen respect en beloning.
      De samenleving mag van de hoger geplaatsten verwachten dat ze het goede voorbeeld geven. Talent schept verplichtingen.       Verder moeten we eens wat positiever gaan denken over eenvoudig werk. Moet het criterium niet zijn dat je iemand beoordeelt op wat hij doet met datgene wat hij kan? Verdient iemand die veel doet met het weinige dat hij kan, eigenlijk niet méér respect dan iemand die weinig doet met het vele dat hij kan?
      Tot slot: misschien zie ik het verkeerd, maar nogal wat mensen lijken hun werk zo liefdeloos en gedachteloos te doen, wat onnodige fouten veroorzaakt. De betrokkenen moeten dat werk dan weer opnieuw doen, of ze bezorgen er anderen onnodig werk door. Ik vraag me weleens af hoeveel arbeidswaarde er jaarlijks in Nederland verloren gaat door pure onoplettendheid en desinteresse.

2b. De overheid geeft het goede voorbeeld.

De Nederlandse bevolking kampt regelmatig met de grote besluiteloosheid van de tegenwoordige overheid. Regering, doe datgene waarvoor wij u in dienst hebben: regeer. Besluit. Beslis. Leid. Kies. Hak knopen door. Of vertrek anders.
      Hoe vaak hebben we in de afgelopen jaren niet gezien dat de voor- en tegenstanders van een bepaalde zaak de wanhoop nabij waren, dat ze zelfs zeiden: ‘Al besluit de overheid in mijn nadeel, maar dan is tenminste die eindeloze onzekerheid verdwenen!’
      De overheid moet ervoor zorgen dat haar adviesraden elkaar niet overlappen en dat deze de hoogste wetenschappelijke standaarden in acht nemen. Vervolgens moet de overheid naar die adviesraden durven luisteren en snel tot besluiten komen. En deze besluiten helder uitleggen. En de overheid, die het lange-termijnbelang van alle Nederlanders moet behartigen, mag zich nooit en te nimmer in de houdgreep laten nemen door welke belangengroep dan ook. Bezwaar- en inspraakprocedures zullen niet meer eindeloos mogen worden opgerekt. Ook de verhouding tussen politieke macht en rechterlijke macht dreigt de laatste tijd in onbalans te raken, maar daar houd ik verder mijn mond over, leek die ik ben, ik luister graag naar u als u er meer verstand van hebt.

Het taboe op het leiderschap moet op de helling in dit vlakke land. Er bestaat zoiets als dienend leiderschap, er bestaat zoiets als de leider die de ultieme dienaar van de samenleving is.
      De leider moet de dingen doen die de mensen zelf niet kunnen, maar die ze wel nodig vinden. (Voor ‘de dienaar’ kun je een vrijwel gelijkluidende definitie schrijven: ‘De dienaar moet de dingen doen die de mensen zelf niet willen, maar die ze wel nodig vinden.’)
      We moeten anders gaan denken over leiderschap, we hebben nu misschien te veel oog voor de fraaie buitenkant: de beslissingsbevoegdheid, de invloed, de macht, het aanzien, het salaris, de auto met chauffeur, de openzwaaiende deuren, het gesprek met de interessante mensen die iedereen kent van TV.
      Maar wat we niet zien is de binnenkant van het leiderschap: de onophoudelijke druk om te presteren, de met-je-meepraters waar je niets aan hebt, de vragende ogen, de eenzaamheid, nooit anoniem over straat kunnen, het gezeur van derden tegen je kinderen, de weerloosheid tegen de onsmakelijke politieke cartoon, het altijd hoorbare gezaag aan je stoelpoten. Niet voor niets is leiderschap een post die de veroudering versnelt. En kràk, ineens val je, je ziet geschrokken maar ook smalende gezichten om je heen, ook van hen van wie je dat niet verwachtte, en meteen hurkt mevrouw Van Scherrenburg naast je neer en duwt ook dan haar microfoon onder je neus.
      Leiderschap is geen lolletje. Maar leiderschap is wel onmisbaar, ook in Nederland.
      Juist in Nederland, juist nu, moet ik zeggen.
      Neem alleen al de belachelijke toestand rond 1995 toen maar liefst drie verschillende commissies zich over een nieuwe spelling van het Nederlands bogen. Dat is toch een bewijs van falend bestuur? Niemand durft kennelijk de leiding te nemen, drie professoren uit te nodigen en te zeggen: ‘U, u, en u gaan het doen, want gedrieën schijnt u de besten te zijn, u schijnt ook heel aardig met elkaar door één deur te kunnen, bovendien wilde ik per se twee Nederlanders en één Vlaming, en vertel me eens, wat mij interesseert is hoe u zoiets moeilijks gaat aanpakken, kunt u mij dat in grote lijnen uitleggen, zeg, en nog even, de door u gevraagde honorering vond ik wat straf, kan daar niet wat van af, hee dat rijmt, grappig in dit verband, trouwens, hoe lang denkt u nodig te hebben, komkom, niet zo bescheiden, onze mooie rijke taal nietwaar, weet u wat, u krijgt van mij een jaar extra, afgesproken, we zien elkaar dan weer, stuur me af en toe een verslagje, mag ik u even in uw jas helpen, ja, net was het nog droog, goeiemiddag.’

Dienend leiderschap. De overheid is de dienares van de natie. Die klassieke opvatting moet van hoog tot laag in alle facetten van het landsbestuur worden doorgevoerd. Voor alle ambtenaren dient een persoonsgebonden taakstelling te worden opgesteld. Het moet, ingeval van ernstige fouten, afgelopen zijn met het zwarte-pietenspel tussen anonieme instanties. Of met het zwarte-pietenspel tussen hogere en lagere echelons in één instantie.
      Voor de top moet gelden: wie het goed doet, mag een hoop verdienen, meer nog dan in het bedrijfsleven, maar wie voortdurend of heel ernstig faalt, moet ophoepelen. Zonder een miljoen gulden wachtgeld na driekwart jaar aanmodderen, zoals nu gebeurt, ik denk bijvoorbeeld aan de secretaris-generaal die door mevrouw Borst tijdens haar eerste ministersperiode werd aangetrokken. Dat is diefstal van de samenleving.
      Bewindspersonen en topambtenaren behoren hun politieke of ambtelijke leven eigenlijk geen dag zeker zijn, dan zul je eens zien tot wat voor topprestaties ze komen. Voor hen zou het nadeel van de twijfel moeten gelden: bij de geringste twijfel over hun bekwaamheid volgt ontslag. Het zou eigenlijk zo moeten zijn dat iedere minister, staatssecretaris of topambtenaar kort na zijn aantreden zelf al aangeeft wie hem of haar goed zou kunnen opvolgen!
      Waarom zouden we ons niet laten inspireren door president Kennedy die de overheid tot een center of excellence wilde maken? Nederland moet simpelweg door de beste talenten die hier rondlopen worden bestuurd, de bevolking zou met minder geen genoegen moeten nemen.
      Geen kwaad woord over margarinefabrieken, maar als er in de top van een margarinefabriek grotere talenten werken dan in de top van het nationale bestuur, dan klopt er iets niet.
      Er zijn zovéél fabrieken. Maar er is maar één Nederland.
      De overheid moet worden omgevormd naar een organisatie die lean and mean is zoals de Amerikanen dat noemen, ‘wendbaar en gehaaid’. De overheid moet afslanken, en wat daarna overblijft moet onmisbaar zijn, onkreukbaar en ondeelbaar. Het moet afgelopen zijn met de huidige toestand waarin, om maar één voorbeeld te noemen, sociale diensten hun gemeente tegenwerken, en waarin gemeenten de rijksoverheid tegenwerken. Want iedereen die dit soort competentie-oorlogjes voert, schaadt de belangen van degene in wiens dienst hij is: de belastingbetaler.
      Werken verschillende overheden op hetzelfde bestuursniveau elkaar aantoonbaar tegen? De bestuurslaag erboven ontrafelt de hele zaak en ontslaat per direct de eindverantwoordelijke - en het hele verhaal in geuren en kleuren op TV, op 1/1 krantenpagina’s, op internet. Op muurkranten naast de Albert Heijn voor mijn part. Dit ter lering van het staatsapparaat en ter opluchting van de bevolking, die immers belastinggeld verloren heeft zien gaan door de strubbelingen.
      En nogmaals, tegenover dit riskante bestaan moet uiteraard een riante honorering staan. Laat de Nederlandse overheid maar de concurrentie met het bedrijfsleven aangaan op de arbeidsmarkt. Het aanzien van staatsfuncties mag ook omhoog. Het moet zo worden dat enige jaren overheidsdienst een pré vormen op het curriculum vitae.

De controle op de overheid dient te worden vergroot. Kamerleden moeten het recht krijgen om op willekeurig elke plek in de ambtelijke hiërarchie ambtenaren te ondervragen. De zo verkregen informatie kunnen zij dan vergelijken met de gebruikelijke antwoorden op Kamervragen. Die antwoorden leggen nu de lange, lange, alles gladstrijkende weg af door de parafencultuur. Gaapt er tussen die twee antwoorden een al te grote kloof? Dan mag de minister of de topambtenaar vertrekken. (Ik heb veel onaardige dingen over de media gezegd, maar een programma als Zembla werpt een helder licht op dit soort zaken.)
      De Tweede Kamer moet eens een flinke parlementaire enquête naar zichzelf houden. Ik ben zelden zo verbaasd geweest als toen ik het kamerlid Van Zijl hoorde zeggen dat de Tweede Kamer over zou moeten gaan tot periodieke ‘verantwoordingsmomenten’ en ‘beleidsbeschouwingen’ voor bewindspersonen. ‘Maar wat hebben jullie dan al die tijd wèl gedaan?!’, dacht ik toen. De Tweede Kamer controleert de regering, het wordt je toch met de paplepel ingegoten! (Inmiddels kent het parlementaire jaar de Dag van de Verantwoording, de derde woensdag in mei.)

De overheid mag ook weleens wat beter gaan communiceren, om het heel zachtjes uit te drukken. Het overheidsbeleid is voor menigeen een raadsel. Ik ben voor een overheid die een constante en inhoudsvolle dialoog met de bevolking aangaat. Daar bestaan nu de prachtigste technieken voor en dat versterkt de democratie. Ik kom daar in het volgende programmapunt op terug.

Om ieders verantwoordelijkheidsgevoel te vergroten zou de wetgever ook ruimte moeten laten voor wat onorthodoxe maatregelen zo nu en dan. Een voorbeeld: sinds 1999 wordt van het merk Suzuki een type motorfiets geïmporteerd die 300 km/u haalt. Als nu een jonge waaghals zich op zo’n motor te pletter rijdt, en de politie stelt vast dat de berijder 250, 260 heeft gereden, dan zou diezelfde middag nog de importeur aan zijn oortje naar de voordeur van de onwetende nabestaanden moeten worden gebracht. Dan mag hij zichzelf daar even voorstellen en dan mag hij het droevige nieuws vertellen. (Ik geloof dat ik het nog meen ook.)

3a. Verdere ontwikkeling van onze parlementaire democratie door de vervanging van benoemde bestuurslichamen door gekozen bestuurslichamen.
3b. Vergroting van de betrokkenheid van de bevolking door de introductie van een nieuwe bestuurslaag en door de verregaande toepassing van informatietechnieken.

Al in de schoolbanken horen we dat het Koninkrijk der Nederlanden een parlementaire democratie is. Dat vinden we heel erg mooi met z’n allen, totdat het besef doordringt dat er toch wel erg veel wordt benoemd in plaats van gekozen. De burgemeester wordt benoemd. De commissaris van de Koningin wordt benoemd. En als klap op de vuurpijl: ook de kabinetsformateur wordt benoemd, die in de praktijk altijd minister-president wordt. Het is niet democratisch dat de Koning nog altijd de mogelijkheid wordt gelaten om, tegen het advies van de fractievoorzitters in, de kabinetsformateur te bepalen, en daarmee de minister-president, en daarmee de regeerstijl en de mentaliteit van een ministersploeg.
      In het hiernavolgende ga ik over een idee uitweiden betreffende een nieuwe staatsinrichting. Wie dit pedant vindt, heeft misschien wel gelijk. Aan de andere kant: we ondervinden allemaal hinder van de bestuurlijke crisis waarin Nederland zich bevindt. En voor het doorbreken van verstarde en verkalkte structuren zijn altijd nieuwe ideeën nodig.
      Ideeën om onmiddellijk te omarmen. Ideeën om meteen in de prullenbak te gooien. Ideeën om even op je in te laten werken. Ideeën die iemand anders op een beter idee kunnen brengen.
      Waarom zou ik als Nederlands staatsburger niet ook een idee mogen voorstellen?
      Niemand maakt mij wijs dat het huidige, aan alle kanten rammelende bestuurssysteem in Nederland, het machtige en overdonderende slotakkoord van de menselijke evolutie is.
      Vandaar.
      Ik pleit voor een stelsel waarbij de bevolking en het bestuur op een veel natuurlijker wijze in elkaar overvloeien.
      De Nederlandse bevolking kiest uit haar midden een nieuwe bestuurslaag: de wijk- en dorpsbestuurders.
      Deze wijk- en dorpsbestuurders kiezen uit hun midden de burgemeesters en de Tweede- Kamerleden.
      De burgemeesters kiezen uit hun midden de commissarissen van de Koningin.
      De commissarissen van de Koningin kiezen uit hun midden de minister-president.
      De gekozen functionarissen stellen zelfstandig hun staf samen en zijn daarvoor verantwoordelijk. Elke verkiezing vindt om de vijf jaar plaats. De vier verkiezingen worden twee aan twee gecombineerd.
      De gecombineerde verkiezingen voor de wijk- en dorpsbestuurders, de Tweede-Kamerleden en de burgemeesters zullen nog het meest lijken op de huidige Tweede-Kamerverkiezingen, waarvoor grote landelijke campagnes worden gevoerd. Bij de gecombineerde verkiezingen voor de commissarissen van de Koningin en de minister-president zijn alleen de burgemeesters en de provinciebestuurders betrokken.
      Voor elk van deze vier bestuursniveaus geldt dat de gekozenen grote volmachten en budgetten krijgen om hun beleid uit te voeren. Vergelijk hun bewegingsvrijheid maar met de ruime mandaten van bijvoorbeeld de Amerikaanse en de Franse president. Tegenover dit comfortabele mandaat staan de plicht om verantwoording af te leggen tegenover de kring waaruit men is gekozen en het risico van direct ontslag bij wanprestatie. Ook democratische garanties tegen machtsmisbruik, corruptie, onbekwaamheid e.d. spreken vanzelf.
      Deze wijze van staatsinrichting heeft verschillende grote voordelen ten opzichte van het tegenwoordige stelsel.
      Ten eerste zal de nieuwe bestuurslaag de afstand tussen kiezers en gekozenen veel kleiner maken, zowel in fysiek als in psychologisch opzicht. Ik kom daar later op terug.
      Ten tweede zal iedere gekozen functionaris verantwoording moeten afleggen tegenover mensen van gelijkwaardig bestuurlijk kaliber.
      Het derde voordeel is de doorstroming van bestuurlijk talent die dit nieuwe stelsel kenmerkt. De verworven vaardigheden op het ene niveau maken de bestuurder mogelijk geschikt voor een hoger niveau.
      Ten vierde zullen de praktijkervaringen van de bevolking veel eerder weerklank vinden in overheidsbeslissingen dan nu.
      Leidinggevende staatsfuncties worden aantrekkelijker voor degenen die nu liever in het bedrijfsleven hun talenten ontplooien; een vijfde voordeel.
      Om terug te komen op de wijk- of dorpsbestuurder: hij wordt gekozen door zijn eigen wijk of dorp en woont dus temidden van zijn kiezers. Voor zijn opleiding richten we bestuursacademies op. Hij krijgt volmachten en budgetten om in de wijk of in het dorp te doen wat nodig is. De wijk- of dorpsbestuurder krijgt een eigen kantoor, een eigen staf en houdt open spreekuur om de mensen aan te horen en waar nodig te helpen.
      Heel belangrijk: tijdens openbare vergaderingen, via internet en/of de regionale TV vraagt hij om meningen, kondigt hij plannen aan, informeert hij over de voortgang en legt hij verantwoording af, óók en vooral over impopulaire maatregelen.
      In verkiezingstijd neemt hij het op tegen degenen in de wijk of het dorp die denken het beter te kunnen. Reken maar dat de kiezers dan wèl weten op wie ze moeten stemmen.
      Elk huishouden gaat op internet zodat iedereen met deze lokale bestuurder het gesprek kan aangaan. Waarom geen eenvoudig apparaat ontwikkelen waar tante Sjaan uit Rodebessenscha ook mee overweg kan? Met grote toetsen erop zoals: IK VIND, JA, NEE, IK BEN VOOR, IK BEN TEGEN, MEE EENS, NIET MEE EENS, GEEN MENING. Voor de industrieel-ontwerpers onder u: een beetje my first Sony-achtig, maar dan zonder de kinderlijke primaire kleuren.
      Mijn voorstel voor dit nieuwe bestuurlijke niveau heeft tot doel om de overheid ‘onder de mensen’ te brengen. De aanstelling van tien-, twaalfduizend wijk- en dorpsbestuurders met eigen bevoegdheden zal de kloof tussen de mensen en hun overheid geheel overbruggen. En na elke verkiezingen, die zoals gezegd om de vijf jaar worden gehouden, gaan driehonderd van de meest ervarenen onder hen tweeëneenhalf jaar in de Tweede Kamer zitten. Ook dat vergroot de onderlinge betrokkenheid tussen bestuur en bevolking.
      Aan dit voorstel kleven onvolkomenheden, maar het is in elk geval een voorzet.

4. Betere misdaadbestrijding, rechtshandhaving en handhaving van orde en gezag.

Invoering van een nationale en dus ongedeelde politie. Nederland is in geografisch opzicht een klein land en de wet is ook overal hetzelfde, dus waarom niet? De diverse recherche-specialismes die door de reorganisatie van 1994 verloren zijn gegaan, moeten weer worden hersteld en waar nodig uitgebreid. Ik vind dat de misdaad in Nederland serieus moet worden bestreden.
      Elke neiging van personen of groepen om door geweld of intimidatie hun wil aan hun leefomgeving op te leggen, dient krachtig te worden ontmoedigd. De allerfijnzinnigste humanistische bespiegelingen zullen heel misschien even in de koelkast moeten.
      We hechten terecht aan beschaving, maar die moet niet ontaarden in lafheid en wereldvreemdheid.
      Een samenleving die misdaad alleen door gevangenisstraf denkt te kunnen onderdrukken, maakt het zich te makkelijk, en op de lange termijn erg moeilijk, kijk naar Amerika. Alles begint bij een behoorlijke opvoeding, goed onderwijs, een behoorlijke openbare moraal en bij mensen die het goede voorbeeld geven. Alles begint bij respect voor anderen en voor jezelf.
      Maar wie dan toch tot misdaad vervalt, zal gestraft moeten worden. De mensen die zich gedragen, hebben simpelweg het recht op afdoende bescherming tegen hen die zich ernstig misdragen. Verder heeft een flinke straf een waarschuwende werking op de dader. Geen calculerende burger calculeert meer dan de misdadiger. En de jonge misdadiger moet zich het lazerus schrikken, die moet in het heropvoedingskamp of in de bajes denken: ‘Nee, dit moet toch niet de rest van mijn leven worden’. Zodra hij dat denkt, heeft de samenleving hem door die straf geholpen.
      Verder moet iedere gestrafte arbeid verrichten. Het is namelijk fijn om ’s avonds op gedane arbeid terug te kunnen kijken. Bovendien moet de maatschappij buiten de gevangenismuren óók werken. Het is al triest genoeg dat de werkende bevolking op moet draaien voor de kosten van gevangenissen en cipiers en dergelijke. Voor dat geld had de samenleving wel betere bestedingen geweten. Alleen door hard te werken kan de gestrafte tegenover de gemeenschap bewijzen dat hij erg geschrokken is van zijn eigen wandaden. Door te werken kan hij ook zelf de kosten van eventuele cursussen tijdens zijn detentie betalen. Met arbeid bedoel ik uiteraard niet de belachelijke twee weekjes ‘taakstraf’ in een bejaardencentrum, maar dat voelde u al aan, denk ik.
      Tot misdaden reken ik overigens nadrukkelijk ook verkeersmisdaden.
      Ik ben tegen de doodstraf. Maar wie tegen de doodstraf is, mag daardoor geen onschuldige burgers ter dood veroordelen. Het is afschuwelijk om te moeten zeggen, maar het tegenwoordige justitiële stelsel heeft mensenlevens op zijn geweten, omdat het lustmoordenaars en kinderverkrachters vrijlaat. Ik zeg: de plegers van gruweldaden moeten voor de rest van hun leven buiten de maatschappij worden geplaatst.

Een overtuigende rechts- en wetshandhaving begint bij een overheid die alleen wetten aanneemt waarvan de duidelijkheid, de uitvoering en de handhaving gewaarborgd is. De overheid van nu bakt er wat dat betreft helemaal niets van. Neem alleen al het 'gedoogbeleid' inzake allerlei wantoestanden. Daardoor ondergraaft de overheid haar eigen geloofwaardigheid en doet ze afbreuk aan het ontzag van de bevolking voor de bestaande wetgeving. Dit is weer zo’n negatieve kettingreactie waar ik het eerder over had.

De politie op straat moet weer gezag uitstralen. De almaar krankzinniger wordende voetbalrellen worden sinds kort gecombineerd met georganiseerde plundering. Dat bewijst toch overduidelijk dat de orde hoe dan ook moet worden hersteld? En nogmaals, niet alleen in het belang van de winkeliers, de goedwillende supporters, de vaders en moeders met kinderen, maar uiteindelijk ook in het belang van de daders zelf.
      Mag de samenleving niet voorkomen dat mensen zichzelf de vernieling indraaien door hun ongeremdheid?

5. Krachtige overheidsimpulsen voor de ontwikkeling en wereldwijde vermarkting van groene technologie. Oprichting van een industriebank hiervoor.

Zou het niet prachtig zijn als Nederland, vergelijkbaar met de Silicon Valleys van deze wereld, een soort ‘Green Valley’ werd, een land dat over de hele wereld toonaangevend wordt in groene technologie?
      In dat streven zouden veel van onze traditioneel sterke kanten verenigd kunnen worden. Er zijn in ons land zoveel mensen die van jongsaf aan opgroeien met de zorg om de kwaliteit van land, lucht en water, zoveel mensen die van de natuur houden. Er zijn in Nederland zoveel mensen die graag nadenken over technische oplossingen voor het een of ander, we hebben hier bijvoorbeeld een prachtig uitvinderscentrum. In eigen land zijn we tenslotte ook al heel ver in milieubeschermende maatregelen. (Te ver, als u het mij vraagt, want ik vind de toedracht van de bijna-ramp met het Transavia-vliegtuig op Schiphol in 1997 een grof schandaal. Het toestel moest met veel zijwind landen op een baan die niet de meest gunstige was, omdat anders de geluidsnormen werden overschreden! Verder krijg je soms de indruk dat het de landbouw door het milieubeleid wel erg lastig wordt gemaakt).
      Maar goed, de hiervoor genoemde punten en onze milieu-expertise zou je kunnen samenbrengen in een initiatief dat zowel ecologisch als economisch van grote betekenis kan worden: Nederland als ’s werelds hoofdleverancier van milieubeschermende producten en technieken.
      De milieudominee en de milieukoopman in één!
      Van dit streven zou tevens een grote en welkome stimulans op het onderwijs uitgaan, in het bijzonder op de beta-vakken.
      Misschien kan de overheid enkele banken of verzekeringsmaatschappijen zo ver krijgen hier een grote industriebank voor op te richten, voor mijn part met staatsparticipatie om ze over de brug te laten komen. Die nieuwe bank moet natuurlijk niet al na anderhalf jaar gaan zeuren of ’t al wat oplevert; het moet een echte industriebank zijn die begrijpt dat ‘al doende leren’ in de techniek geld- en tijdrovend is.

6a. Herinvoering van grenscontrole.

Mag ik een tikkeltje persoonlijk worden? Mag ik proberen te beschrijven hoe u ’s avonds meestal naar bed gaat? Dank u wel. Nou, ik stel me zo voor dat u de thermostaat lager zet. Dat u de TV uitschakelt. Dat u de kat nog wat melk geeft. Dat u alle lichten uitdoet. U luistert misschien nog even of de kinderen slapen. U kijkt misschien nog even uit het raam om te zien of de auto slaapt. U poetst uw tanden. U verwijdert make-up. U maakt zich gereed voor de nacht. U zet de wekker. U schudt uw kussen op. En u gaat uw bed in.
      Kunt u zich nou voorstellen dat u dat allemaal doet, terwijl u weet dat de voordeur wagenwijd openstaat?
     
Het idéé alleen al!
      En toch is dat precies wat er in Nederland al jaren aan de hand is. Alle nationale voor-, achter-, balkon-, tuin-, serre- en keukendeuren staan wagenwijd open. Dag en nacht. En als ik nu kijk naar de vrouwenhandel, de drugshandel, de vuurwapenhandel, het misdaadtoerisme, de gestolen-autohandel, de gestolen-vrachtwagenhandel, de massale toestroom van gelukzoekers, de illegale immigratie en ga zo maar door, dan ben ik voorstander van een politiek die de meeste deuren weer op slot gaat doen.

6b. Een immigratiestop.

Volgens mij is Nederland vol. Het is een probleem dat veel mensen bezighoudt. Zo publiceerde de Volkskrant de ingezonden brief van iemand met een origineel idee om meer plaats te maken – voor de immigranten. Deze persoon stelde voor om twee miljoen oorspronkelijke Nederlanders het land uit te zetten. Daardoor zou plaats ontstaan voor twee miljoen buitenlanders. Die konden dan ook eens van een welvarend land genieten. Het is goed dat die krant zulke brieven plaatst: dat maakt duidelijk hoezeer de waanzin sommigen al in zijn greep heeft – of moet ik zeggen: velen?
      Als Nederland al geen immigratiestop mag afkondigen, welk land mag het dan wel?
      Ik herinner me nog hoe mijn aardrijkskundeleraar in 1970, ik zat toen in de brugklas, vertelde dat Nederland met 360 inwoners per vierkante kilometer al tot de dichtstbevolkte landen ter wereld behoorde. Nu, dertig jaar later, zijn het er 440.
      Ik vind zelfs dat mijn overheid de morele plicht heeft om immigratie tegen te gaan.
      Als de regering vijftig jaar geleden de emigratie van Nederlandse vakmensen mocht aanmoedigen, dan mag ze nu zeker de immigratie van werkloze buitenlanders stopzetten.
      Vijftig jaar geleden had Nederland negen miljoen inwoners, nu ruim vijftien miljoen.
      Over de hier al langer verblijvende buitenlanders: die mensen zijn hier nu en we moeten met elkaar door, maar uitgeprocedeerde 'asiel'zoekers moeten aan het werk worden gezet, net zolang totdat hun eigen of een ander land ze terugneemt. In afwachting van de sluiting van onze grenzen, een proces dat ongetwijfeld jaren zal duren, lijkt me de snelle bouw van een soort bewaakte noodstad zinvol, voor ca. 100.000 mensen, voorzien van grote productiehallen en alle benodigde voorzieningen, en dat alles niet al te ver van Schiphol. De Nederlandse overheid zal deze strenge aanpak luid en duidelijk in de voornaamste landen van herkomst moeten bekendmaken. Spotjes op CNN zouden wonderen verrichten.

Gezien de Balkan-misère is hier een nadere verantwoording op zijn plaats. Ik erken dat ik, nu ik me zorgen maak over ons land, ‘last’ heb van nationalistische gevoelens. Momenteel staat het nationalisme in een kwade reuk. Extreem-nationalisme leidt tot excessen, ook de jaren ’90 hebben daar ongekend trieste bewijzen voor geleverd. Maar waar andere landen te kampen hebben met extreem-nationalisme, daar heeft Nederland mijns inziens juist te weinig nationale trots. Nederland laat van alles met zich gebeuren. Dat ergert me en daar hoef ik me niet voor te schamen.
      Joop den Uyl was een socialist, maar hij was geen Stalin.
      Bisschop Muskens is een katholiek, maar hij is geen Filips de Tweede.
      Ik ben een nationalist, maar ik ben geen Milosevic.

7a. Heroverweging van ons EU-lidmaatschap.

In Haagse kringen wordt weleens lacherig en laatdunkend gedaan over de voormalige Engelse minister-president mevrouw Thatcher. Die had ooit tijdens een EU-vergadering geroepen ‘I want my money back!’ Ze had namelijk de kosten en opbrengsten van het EU-lidmaatschap met elkaar vergeleken en geconcludeerd dat de Britse EU-bijdrage te hoog was. Haar uitroep had het gewenste effect. In de financiële onderhandelingen daarna kwam Engeland beduidend beter uit de bus.
      Politiek Den Haag heeft het opkomen voor het nationale belang altijd iets vulgairs gevonden.
      Onze politici denken: ‘Als Nederland zichzelf nu maar helemaal wegcijfert, dan zal de rest van de wereld zo diep onder de indruk raken van onze goedheid, dat de andere landen ons voorbeeld wel vlug zullen volgen, zodat het aardse paradijs alsnog kan worden verwezenlijkt.’ De enige Europarlementariërs die bewust tegen het belang van hun eigen land stemmen, en daar nog trots op zijn ook, zijn Nederlanders. Nederland betaalt in de EU al heel lang meer dan het ontvangt.
      Volgens mij moet Nederland hoognodig het saldo opmaken van het EU-lidmaatschap. Nederland heeft de hardste munt van de EU, de gulden, zomaar opgegeven voor de euro. Zoals gezegd behoort Nederland tot de grootste netto-betalers in Europa. Nederland draagt meer en meer bevoegdheden aan Brussel over. Nederland huisvest de meeste asiel- en gelukzoekers van Europa. Welke heerlijkheden staan daar eigenlijk tegenover?
      Moeten we niet eens kritisch kijken naar de betekenis van onze rol in de Europese eenwording? Heeft Nederland daar niet een andere verantwoordelijkheid in dan landen als Duitsland, Engeland en Frankrijk? Hoe is het ideaal van dat ene Europa eigenlijk ontstaan? De grote Europese landen hadden tweemaal in één eeuw zulke allesverwoestende oorlogen met elkaar gevoerd, dat de Europese eenwording simpelweg een must was geworden, een overlevingsstrategie.

Maar aan het ontstaan van beide oorlogen heeft Nederland part noch deel gehad.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal en vanaf september 1939, na de nazi- en Sovjet-inval in Polen, hoopte de Nederlandse regering ook neutraal te kunnen blijven. Nederland werd overrompeld door de aanval in mei 1940. Hier verwachtte men nog altijd dat de ambassadeur van de vijand vóór de aanval een fatsoenlijke oorlogsverklaring overhandigde. Weet u in welke woorden Koningin Wilhelmina Hitlers agressie-oorlog tegen ons veroordeelde? ‘Deze voorbeeldenloze schending van hetgeen tussen beschaafde staten behoorlijk is’.
      De Nederlandse regering was erg naïef en het Nederlandse volk heeft voor die naïeviteit vijf jaar lang in twee werelddelen een zeer, zeer dure tol moeten betalen.
      Kortom, in de Tweede Wereldoorlog was Nederland geen aanstichter, maar slachtoffer. Het is dus vooral aan de grote landen om van de Europese eenwording een succes te maken.
      Niet aan Nederland.
      En we hoeven onszelf niet te onderschatten, maar het welslagen van de EU valt of staat heus niet met de Nederlandse opstelling.
      Daarnaast mogen we ook met een zakelijk oog naar Europa kijken. Als alle andere landen zich binden aan Brusselse regels, kan het voor Nederland in economisch opzicht best interessant zijn om uit de EU te treden, of om een aparte status te eisen. Ik hoor daar graag uw mening over (niet alleen hierover trouwens).

7b. Heroverweging van ons NAVO-lidmaatschap.

Tot 1991 heeft het lidmaatschap van de NAVO ons land vrede en veiligheid gebracht. In dat jaar bezweek de Sovjet-Unie door eigen onvermogen, en daardoor werd de kans op een grote Europese oorlog enorm verkleind. Nu had de NAVO na de verkruimeling van het Warschau-Pact tot haar eigen opheffing kunnen besluiten. Het Westen had na 1991 namelijk geen groot defensief bondgenootschap meer nodig. Om onduidelijke redenen heeft Amerika echter veel werk gemaakt van de uitbreiding van de NAVO.
      De dienstweigeraar Clinton vergroot daardoor de argwaan van een labiele kernmogendheid, maar dat schijnt hem niet te interesseren.
      Dan was daar de oorlog tegen Servië, waar vooral Washington en Londen zich zo hard voor hebben gemaakt. Natuurlijk was de ellende voor de Kosovo-Albanezen verschrikkelijk, maar ellende is ook ellende als er geen TV-camera op inzoomt. De wereld kent oorden die niét avond aan avond de TV-schermen vullen, en die toch minstens even afgrijselijk zijn. Maar noch Clinton, noch Blair, noch onze eigen premier heb ik ooit gehoord over de noodzaak tot ingrijpen in Algerije, het land waar dit decennium tienduizenden kelen zijn afgesneden. Ik heb ze ook nog nooit gehoord over de noodzaak tot ingrijpen in Noord-Korea, de communistische politiestaat die zijn eigen bevolking met prikkeldraad omheint.
      En als morele verontwaardiging selectief is, is ze gespeeld.
      Daarom begin ik de NAVO te wantrouwen en daarom vind ik dat wij ons NAVO-lidmaatschap moeten heroverwegen.

7c. Herbeoordeling van alle internationale verdragen.

Nederland moet goed zijn voor zijn handtekening. De verdragen die we hebben ondertekend, behoren we dus na te leven. Maar niets is blijvend. Dus ook de omstandigheden niet tijdens welke een bepaald verdrag is opgesteld. Als nu in de jaren na de ondertekening blijkt dat zo’n verdrag onvoorziene misstanden uitlokt, dan heeft Nederland toch het volste recht om de overeenkomst op te zeggen?

7d. Herstructurering van ontwikkelingssamenwerking op zakelijke basis.

Nederland heeft het recht om gelukzoekers te weren. Maar als Nederland weer grenscontrole zou hebben, dan mag er in ons land niet iets ontstaan van: ‘Zo, wij zitten hier goed en de rest van de wereld bekijkt het maar’.
      Dat zou voor de rest van de wereld niet goed zijn.
      Maar deze zelfgenoegzaamheid zou voor onszelf ook niet goed zijn.
      Dan doen we weinig met het vele dat we kunnen.
      Waarom niet de bestaande ontwikkelingssamenwerking vervangen door èchte ontwikkelingssamenwerking? Waarom geen vorm van samenwerking die voorkomt dat de inwoners van een derde-wereldland hun land willen ontvluchten, zoals nu gebeurt?
      De enorme bedragen die Nederland in de afgelopen dertig jaar heeft uitgegeven, vormden geen hulp, maar schijnhulp. Door de angst om voor betuttelend te worden uitgemaakt, heeft de heersende laag miljarden guldens weggegeven zonder een behoorlijke controle op de besteding te eisen. Het resultaat is er dan ook naar – nihil.
      Vergeet ook niet dat hulp iets neerbuigends heeft. De geholpene kan zelfs een zekere wrevel jegens de helper gaan voelen. Door hulp te aanvaarden erkent de geholpene dat hij zichzelf niet kan redden, dat hij de strijd om het bestaan minder goed voert dan de helper. Zo’n prettig inzicht is dat niet. Niet voor niets luidt het Arabische spreekwoord 'Waarom haat hij mij? Ik heb hem toch nooit gehòlpen?'
      Daarom pleit ik voor ontwikkelingssamenwerking op zakelijke basis.
      Waarom zou Nederland niet op zoek gaan naar een klein aantal landen, vijf, zes hooguit, om daarmee een soort internationale partnerschap op te bouwen? We spreken die regeringen aan met een duidelijk voorstel. Wij laten jullie delen in wat wij hebben, jullie laten ons delen in wat jullie hebben. Wij Nederlanders kunnen de volgende zaken inbrengen: telecommunicatie, management-vaardigheden, medische voorzieningen, startkapitaal, enthousiaste jonge mensen (zie ook punt 1a.) en verstand van alles en nog wat: weg- en waterbouw, landbouw, chemie, noem maar op. Jullie kunnen andere zaken inbrengen: arbeiders, grondstoffen, delfstoffen, oogsten. Dan moet daar toch een zakelijk vergelijk uit kunnen komen waar zowel Nederland als het betrokken derde-wereldland veel aan heeft?
      Sommige principes zijn universeel; iedereen ter wereld begrijpt ze zonder nadere uitleg. Het principe van ‘voor wat hoort wat’ is daar een voorbeeld van.
      Daar is niets onethisch aan.
      En, heel belangrijk, het principe van ‘voor wat hoort wat’ laat beide partijen in hun waarde.
      Dat is pas èchte ontwikkelingssamenwerking. En de invloed die we op deze manier in zo’n land verwerven, kunnen we dan ook aanwenden om iets te doen tegen kinderarbeid en dergelijke, want we zijn er zelf bij.
      Waarom noem ik een getal van vijf, zes landen? Omdat je een dergelijke partnerschap niet met te veel landen tegelijk kunt opbouwen. Wil zo’n samenwerking kans van slagen hebben, dan zullen onze ministeries en ons bedrijfsleven de betrokken landen goed moeten leren kennen, en je kunt nu eenmaal niet twintig landen tegelijk goed leren kennen. Denk alleen al aan alle ongeschreven wetten die zo vaak hun stille invloed op de gebeurtenissen hebben.
      Een dergelijk plan horen we uiteraard eerst voor te leggen aan de landen waarmee we een gemeenschappelijke geschiedenis hebben, Indonesië en Suriname, vooropgesteld dat in die landen weer een stabiele situatie heerst. Wat weerhoudt ons ervan om tegen Indonesië en Suriname te zeggen: ‘Wij hebben lang over uw land geheerst en we hebben dat gedaan op grond van een denkfout, we deden dat omdat we dachten dat wij méér waren dan u, maar we hebben van onze fouten geleerd, nu komen we naar u toe met een voorstel waar zowel Nederland als uw land beter van wordt, en misschien is dat plan wel de beste manier om onze fouten uit de koloniale tijd goed te maken.’
      Hetzelfde partnerplan leggen we eveneens voor aan andere ontwikkelingslanden. Onder de 170 landen die de wereld telt moeten toch vijf, zes geschikte economische bondgenoten te vinden zijn. Aan dit voorstel is overigens niets nieuws, al eeuwen geleden hebben de Hanzesteden elkaar op dezelfde manier tot meer welvaart gebracht. En zou zo’n partnerschap succes hebben, dan kunnen we dat aan de wereldgemeenschap laten zien en zeggen: ‘Kijk, zo doen wij zessen het, en het bevalt ons goed, misschien is het een idee’. Verbeter de wereld, weet u nog?

8. Opheffing van de partij zodra deze punten geheel of grotendeels zijn verwezenlijkt.

Eén van de beste diensten die een politieke partij aan de democratie kan bewijzen, is zichzelf op te heffen zodra haar idealen zijn verwezenlijkt. Anders daalt zo’n partij af tot het niveau van een club baantjesjagers. Dan wordt een partij niet meer dan een carrièremiddel voor ambitieuze lieden zonder idealen. En alleen een eerlijke strijd tussen goed van elkaar te onderscheiden idealen geeft glans aan een democratie.

Hiermee beëindig ik de nadere uitwerking van de voorlopige programmapunten van Constructief Nederland, de partij die ik wil oprichten. Wil deze punten s.v.p. niet opvatten als een definitief programma, uw ideeën, kritiek, correcties en tegenwerpingen zijn beslist welkom, mits opbouwend bedoeld.

Mijn vraag aan u is of u samen met mij Constructief Nederland wilt oprichten.

U kunt ook op andere manieren helpen, laat ik daar eerst op ingaan.
      Hoe simpel het ook klinkt - alleen al door anderen te wijzen op het bestaan van deze internet-site helpt u. U kunt ook een stapje verder gaan en deze tekst printen, kopiëren en verspreiden.

Maar ik hoop natuurlijk op uw persoonlijke inzet.
Met welke mensen wil ik die partij beginnen?

Met integere mensen.
Met ijverige mensen.
Met mensen die wel vaker een flink stuk tegen de wind in hebben gefietst.
De dwarsliggers.
De pioniers.
De doordouwers.
Het goeie soort hufters.
      Ik wil die partij beginnen met mensen die de noodzaak van ballotage snappen. Van tempo. Van taakverdeling. Van heldere afspraken.
      Ik zoek mensen die hoge normen hanteren in de omgang met elkaar. Die allergisch zijn voor roddel, achterklap, intriges en vuile was. Die altijd elkaars sterke punten willen zien en respecteren. Die elkaars zwakke punten voor lief nemen. Of daar opbouwende kritiek op uitoefenen.
      Onnodig te zeggen dat we onszelf nooit verlagen tot het beledigen van tegenstanders, hoe laag die tegenstanders zelf misschien ook worden. Hun wangedrag moet hùn probleem zijn, niet het onze.
      Ik zoek mensen die enerzijds wel persoonlijkheid hebben, maar anderzijds ook weer niet zo’n groot ego dat ze er zelf steeds over struikelen.
      Ik zoek mensen die de grootheid kunnen opbrengen om gemaakte fouten niet te verdoezelen, maar frank en vrij te bespreken, zodat anderen daarvan kunnen leren, zodat anderen niet in dezelfde valkuil zullen stappen.
      Een partij als Constructief Nederland heeft mensen nodig die snappen dat ongeduld veel kan bederven. Net als langdurig aarzelen. En eigengereid optreden.
      Constructief Nederland heeft mensen nodig die doen wat ze zeggen en zeggen wat ze doen.
Mensen die snappen dat je tegen een stootje moet kunnen.
Tegen twee stootjes.
Tegen tien rammen voor je kop.
Het wordt heus geen picknick, dat beloof ik u.
Ik zoek de mensen die wat kunnen.
De vakmensen. De professionals. De specialisten. De kenners. De insiders. De bijna- perfectionisten. (Met 100%-perfectionisten is het lastig werken.)
Kunt u dankzij uw vakkennis één of meer programmapunten beter formuleren en uitwerken?
Bent u juridisch goed onderlegd?
Bent u staatsrechtgeleerde?
Weet u hoe een partijorganisatie in elkaar hoort te zitten?
Hebt u het soort praktische ICT-kennis waar een politieke partij en haar leden veel aan kunnen hebben?
Hebt u verstand van presentatietechniek, discussietechniek en interview-techniek?
Hebt u inzicht in de tijdloze en klassieke principes van effectief organiseren?
Kunt u verstandige dingen zeggen over de organisatie van informatie? Hoe stuur je welke informatie zo snel mogelijk naar wie? Ik hang aan uw lippen.
Kent u delen van de media-wereld?
Kent u delen van de wetenschappelijke wereld?
Hebt u weleens een stichting voor financiële zaken opgericht? We zullen donateurs moeten werven, bij die mensen moet je wel aankomen met een structuur die zo doorzichtig en onaantastbaar is als diamant.
Kent u de interactie tussen belangengroeperingen en de politiek van nabij, kent u het bestuurlijke landschap?
Kent u duizend mensen?
Kent u ministeries, belangenorganisaties, gemeentebesturen of staatscolleges van binnen?
      Doe dan mee.
      Maar reageer ook als u veel weet van rietbedekken. Het shintoïsme. Het stoomwezen. De West-Ierse keuken. Want alle kennis verrijkt. Alle kennis kan altijd eens van pas komen.

Samen zullen we een partij opbouwen die goed in elkaar zit, waarover nágedacht is.
Want niets breekt je meer op dan een denkfout in het begin.
We gaan een partij beginnen die op elk gewenst moment de juiste man of vrouw in stelling kan brengen.
Als een arsenaal vol vaardigheden.
Een partij ook met een oerdegelijke organisatie.
Waarin elk wiel hooguit één keer uitgevonden hoeft te worden.
En de organisatie moet de mensen dragen. Niet omgekeerd.
      Als mensen de organisatie dragen, wordt die partij kwetsbaar, want mensen kunnen onverhoopt uitvallen. Door ziekte of andere persoonlijke malheur. Door te grote meningsverschillen. Door onvergeeflijke blunders. Ook na zulke vervelende incidenten moet de organisatie intact en actief blijven.
      De ideale partijorganisatie is een zelfoliënd en zelfreparerend motorblok. Met 12 cylinders.

Waarom sta ik nu al zo uitvoerig stil bij deze eisen? Dat heeft alles te maken met de strategie die een partij als Constructief Nederland zal moeten volgen.
Veel van de programmapunten zullen op ongehoord taaie weerstand stuiten.
Het streven van deze partij zal immers niet minder zijn dan de koerswijziging van een heel land.
En dat land, Nederland, is momenteel doorploegd met loopgraven.
      Helemaal gevuld met de oude partijen, met belangengroepen, met oppermachtige ambtenaren en met de niet minder machtige media. Loopgraven vol mensen en instanties die belang hebben bij de bestaande situatie.
      Wil Constructief Nederland dus ook maar enige invloed krijgen, dan moet het een grote partij worden. En Constructief Nederland kàn alleen maar tot enige omvang komen, als ze grote kwaliteiten heeft - en de kiezers van die kwaliteiten weet te overtuigen.
      Daarom hamer ik zo op de eisen aan de mensen en de organisatie.
      Dan kunnen we van meet af aan het doel hoog stellen.
      We moeten niet mikken op het gemompel in de marge van de splinterpartij.
      Maar op de luide en duidelijke stem van de grote volkspartij.
      Het enige wapen dat Constructief Nederland tegen de loopgraven in stelling kan brengen, is de stembus.

Begin ik eindelijk te bereiken waarop ik hoop? Bespeur ik daar al enige geestdrift bij u? Hebt u al tweeëntwintig keer gedacht ‘Dat zeg ik ook altijd!’? Krijgt u er al zin in? Staat u al te popelen om te reageren?
      Mooi. Dan is dit het juiste moment om het u tegen te maken. Dit initiatief zal alles over zich heen krijgen, alles. Verdachtmakingen, beledigingen, woede, hoon, spot, platvloersheden. Krassen op auto's. Misschien zelfs lichamelijk geweld. Ik zaai storm, ik zal tornado’s oogsten. Ik heb het gewaagd om in dit pamflet talrijke Verboden Woorden te gebruiken, besef dat goed. Ik ben zelfs zo brutaal om er een aantal te herhalen. Nationalisme (!). Zelfdiscipline (!). Karaktervorming (!). Staatszender (!). Leiderschap (!). Topambtenaren ontslaan (!). Militaire parade (!). Ontwikkelingssamenwerking op zakelijke basis (!). Grenscontrole (!). Immigratiestop (!).
      Met open ogen solliciteer ik naar de vacature van ‘sociale paria m/v’. Voor 168 uur per week. Dus ik waarschuw u: blijf vèr van me vandaan. Mijd me. Loop met een boogje om me heen. Luister naar familieleden en vrienden die zeggen: ‘Die vent is gek’. Dat is niet zo, maar ik heb de schijn tegen, dat geef ik toe.
      Het wordt vechten tegen de bierkaai.
      Strijden tegen windmolens.
      Het is geen doen.
      Het is onmogelijk, onbegonnen werk.
      Het is gekkenwerk.
      Maar dan denk ik weer aan die mooie regel die ik vorig jaar las, in een advertentietekst nota bene, maar schoonheid is overal: ‘After all, it are the people who are crazy enough to think they can change the world, who actually do’. (‘Het zijn immers degenen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de wereld kunnen veranderen, die dat ook doen.’)
      Er zijn mensen die, naarmate de uitdaging onmogelijker lijkt, er des te meer zin in krijgen – en die mensen zoek ik.
      Ik geef u ook het volgende in overweging. Stel, u kunt zich vinden in dit pamflet, maar u besluit niets te doen. In dat geval doet u tòch wat, hoe merkwaardig dat ook klinkt. U vergroot dan namelijk de speelruimte van hen die uw belangen schaden. Want de passiviteit van de één lokt altijd de activiteit van een ander uit.

U doet wel mee? Geweldig. Dank u wel. We gaan er iets fantastisch van maken, let maar op. Hoe kunt u reageren? Als u mee wilt helpen met de oprichting, schrijf dan naar het onderaan vermelde postadres.
      Hoe zie ik de fase daarna voor me?
      U en ik gaan eerst met elkaar in gesprek. Vrijblijvend en discreet. En net zolang als nodig is om te zien wat we aan elkaar hebben. Ik heb me overigens voorgenomen om stad en land af te rijden als het moet, want ik wil dat Constructief Nederland van begin af aan landelijk wordt opgebouwd. Het moet geen Randstadfeestje worden.
      Als ik op deze manier een zeker aantal mensen heb leren kennen, wil ik vervolgens stap voor stap toewerken naar een oprichtingsvergadering, waarvoor ik tussen de negen en vijftien mensen zal uitnodigen. U begrijpt dat ik daarbij streef naar de vorming van een team dat voor zichzelf het gevoel heeft dat het elke wedstrijd kan winnen.
      Ik heb geen overdreven grote persoonlijke ambities. Als er iemand naar voren komt in wie de anderen meer vertrouwen hebben, doe ik zonder te morren een stap opzij. Ik kan mezelf altijd troosten met de gedachte dat ik de bougie was die de motor in beweging zette, met dit pamflet als vonk.
      De beste moet de aanvoerder worden. Punt uit.

Ik ga afronden, en dat doe ik terwijl ik denk aan u, de mensen die Constructief Nederland gaan neerzetten. Nu kennen we elkaar nog niet, maar och, dat is een kwestie van tijd.
      Maar we zullen elkaar vinden, wij, de mensen die dit land ter harte gaat, de mensen die de toekomst niet willen ondergaan maar willen vormgeven, de mensen die beseffen dat het leven een wonder is waar je alles uit moet halen.
      We zullen elkaar vinden in wellicht het mooiste avontuur van ons leven, een reis ook naar de grens van ons kunnen, een avontuur dat ondanks heel veel energie toch op een teleurstelling kan uitlopen, of juist een avontuur dat ons, langs toppen en dalen, zal voeren naar de dag waarop we vol trots tegen elkaar zeggen: ‘Vandaag hadden we aantoonbare invloed op het regeringsbeleid, vandaag werden idealen omgezet in werkelijkheid’. En vrijwel alles aan dat avontuur is nog onbekend. Hooguit één ding staat vast.

Het is begonnen.

Oh God, wat roep ik over me af?



Eerste versie geschreven te Den Haag, januari - juni 1999

Verantwoording:

Dit pamflet bevat een zin die ik, iets anders verwoord, en tot mijn trots en beduusdheid, ook in een in 1999 verschenen boek heb zien staan. Aan wie het ontdekt, zal ik het graag toegeven. Degenen die het ontdekken, zullen ook begrijpen waarom ik hier zo vaag over ben.
      De term ‘schuldig landschap’ is van Armando. De term ‘on-vrolijks’ is van Simon Carmiggelt, een onderschat waarnemer. Het ironische gebruik van aanhalingstekens heb ik uiteraard afgekeken van Gerard Reve. (Meneer Reve, als ik een kaarsje voor u aansteek, wilt u mij dat dan vergeven?). Verder ontdekte ik dat mijn term 'durf, duidelijkheid en dadendrang' verrassend veel lijkt op de drie d's die de heer Van Rey ooit voor zijn partij bedacht: durf, duidelijkheid en daadkracht!
      Uit de toonzetting van de gehele tekst zult u begrepen hebben dat ik me schrap zet voor de komende gebeurtenissen. Toch geloof ik dat mijn stap op een goed moment komt. Ik zie gunstige signalen, hoewel de wens natuurlijk de vader van de gedachte kan zijn.
      Zo richtten de heren Nagel en Westbroek in maart 1999 de partij Leefbaar Nederland op. Het is een nogal oppervlakkig initiatief, maar ik denk toch dat hier een nationaal gevoel van politieke onvrede uit spreekt. De overeenkomst tussen de partijnamen ‘Constructief Nederland’ en ‘Leefbaar Nederland’ berust overigens op toeval.
      Verder lees en hoor ik steeds vaker uitspraken die een frappante overeenkomst vertonen met wat ik heb geschreven. In Vrij Nederland van 9 oktober 1999 zegt de heer Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat kinderen wel weer wat strenger mogen worden opgevoed en dat Nederland weer krachtig moet worden geregeerd. 'Het was naïef van de Nederlandse samenleving en de politiek om te denken dat iedereen van goede wil is.'
      In het Netwerk-jaaroverzicht van 1999 uit oud-premier Van Agt zijn zorgen over het materialisme, de agressie en het voetbalvandalisme. Zijn interviewer, die beweerd had dat het 'fantastisch' gaat met Nederland, spreekt hij tegen: 'Kijk, dat is een land dat er helemáál niet goed bijstaat en aan de geestelijke gezondheid waarvan ik weleens twijfel, bij al die rijkdom'.
      In Vrij Nederland van 15 juli 2000 schrijft Eurocommissaris Bolkestein dat Nederland in de afgelopen dertig jaar verweekt is.
      Dit pamflet zal gedachten en ideeën bevatten die reeds eerder door anderen zijn verwoord. Maar het leek me wat overdreven om vooraf de hele Koninklijke Bibliotheek af te checken, teneinde beschuldigingen van plagiaat te kunnen vermijden.
      Iedereen wiens naam ik heb genoemd in de eerste versie van 9 juni 1999, heeft (als het goed is) een briefje gekregen dat haar of hem daarop attendeert.

Over mijn persoon:

Mijn naam is Richard Schoot, ik ben vader van twee kinderen en freelance copywriter (zelfstandig reclametekstschrijver). Zou ik mezelf in het kort moeten typeren, dan zou ik zeggen: ik ben een arbeidersjongen met gymnasium.
      Aan reclamemensen vraagt men vaak of ze bekende dingen hebben gemaakt. Ja, mevrouw, meneer, dat heb ik. Ik ben de schrijver van de radio-spotjes voor Legner Lichte Borrel.
      Enige zelfkritiek ter waarschuwing aan aspirant-medeoprichters: ik kan onbedoeld heftig reageren, hoewel ik dat steeds beter weet te onderdrukken, de worsteling met het uitstellen is een eeuwige en in mijn eerlijkste vlagen ontwaar ik, bij een zekere lichtval, in mezelf toch ook wel een vermoeden van arrogantie, ja ik zie u verbaasd kijken, maar het is echt zo.
      Toch heb ik al schrijvend een gevoel van schroom moeten overwinnen om tientallen regels te beginnen met ‘Ik vind’ en ‘We moeten’.
      Als ik zo alle parmantige eisen herlees die ik stel aan anderen, dan is het nog maar helemaal de vraag of ik daar zelf wel aan voldoe, maar daar komen we gauw genoeg achter. Ik wil zonodig de politiek in, maar ik heb bijvoorbeeld geen idee of ik me wel staande kan houden in een openbaar debat of in een TV-interview.
      Dit is mijn eerste politieke activiteit, maar mijn idealisme verhindert geen realistische kijk op dit initiatief. Ik heb voor mezelf een aantal als/dan-veiligheden geformuleerd om te voorkomen dat ik mijn bestaan opoffer aan een zinloze zaak. 'Als ik niet de goede mensen vind, dan zet ik het niet door’ is daar een voorbeeld van.
      Mijn persoonlijke motivatie vloeit voort uit mijn overtuiging dat de mens blijvende nederigheid is verschuldigd aan het onoplosbare raadsel van het ontstaan van leven op aarde.

Mijn postadres is: R. Schoot, Postbus [---], [---] Den Haag. Mijn e-mail-adres is: [---] Uiteraard zal uw reactie vertrouwelijk worden behandeld.

Bedankt voor uw aandacht.

Naschrift: in juli 2000 heb ik het initiatief voor onbepaalde tijd moeten opschorten. Ik hoop de draad zo snel mogelijk weer te kunnen oppakken.

Een enkel woord tot de minder aangename lieden in ons land. De partijnaam en de slagzin zijn juridisch beschermd tegen malafide deponering. Alle mij toegezonden pakketten worden ongeopend geretourneerd. E-mail-bijlagen worden ongeopend verwijderd. Mijn vele andere voorzorgsmaatregelen laat ik maar ongenoemd. Anders krijg ik straks nog het verwijt dat ik wil provoceren...